Vernietigend rapport over corporatiestelsel

De parlementaire enquêtecommissie die het corporatiestelsel onderzocht heeft donderdag een vernietigend rapport gepresenteerd. De corporatiebestuurders hebben gefaald, het toezicht heeft gefaald en de politiek heeft gefaald, blijkt uit het eindrapport dat voorzitter Roland van Vliet donderdagmiddag presenteerde.

Het onafhankelijke Kamerlid Van Vliet, voorheen van de PVV, onderzocht samen met zijn commissieleden verschillende incidenten die onder meer Vestia aan de rand van de afgrond brachten. "Het feitenrelaas van de onderzochte casussen heeft de commissie verbaasd, geschokt en verontrust", schrijft Van Vliet. "Er is sprake van wanbestuur, bestuurscrises of ernstig financieel mismanagement, soms ook in combinatie. In opvallend veel gevallen is er ook sprake van zelfverrijking, of op zijn minst ontbreekt een 'moreel kompas' bij topbeloningen."

De hoofdschuldigen zijn de corporatiebestuurders. "Zij hebben, soms op grove wijze, gefaald en het in hen gestelde maatschappelijke vertrouwen beschaamd." Van Vliet spreekt van 'doorgeslagen ambities en zonnekoninggedrag, resulterend in megalomane projecten, speculatieve vastgoed- en grondtransacties, creatief boekhouden, zelfverrijking of zelfs frauduleus handelen'.

"Het steekt de commissie dan ook dat veel van deze verantwoordelijke bestuurders en commissarissen geen of weinig blijk geven van kritische zelfreflectie op hun handelen", vervolgt hij. "Sterker nog: zij lijken in veel gevallen te proberen hun verantwoordelijkheid op anderen af te schuiven. Van bezinning of spijt lijkt niet of nauwelijks sprake."

De corporatiebestuurders konden in de fout gaan doordat de corporaties in de jaren negentig zelfstandigheid en financiële vrijheid kregen. Ook was er veel geld en waren de financiële risico's beperkt. Deze mix van factoren verklaart dat 'bepaalde gevierde volkshuisvesters in sommige gevallen zijn verworden tot zonnekoningen'. Structurele tekortkomingen maken bepaald gedrag mogelijk. "Of zoals het spreekwoord luidt: gelegenheid maakt de dief."

Van Vliet haalt ook uit naar de toezichthouders en de politiek, die ook hebben gefaald. De publieke toezichthouder Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) heeft onvoldoende zicht gehad op derivatenportefeuille bij Vestia, die de corporatie uiteindelijk opbrak. Ook de controlerende accountants bleken 'niet altijd de rol te spelen die van hen wordt verwacht'. Daarbij hebben de banken de complexe financiële producten 'soms agressief' gepromoot, waarbij eigen gewin belangrijker was dan het klantbelang.

Ook de achtereenvolgende ministers die toezicht hielden op de volkshuisvesting hebben steken laten vallen. De invulling daarvan is de afgelopen jaren 'onder de maat' geweest. De beoordeling van individuele jaarverslagen was een 'papieren exercitie die het label volkshuisvestelijk toezicht naar het oordeel van de commissie niet waard is'. In een aantal gevallen bevatten deze rapporten een positieve toon, waarmee de bewindslieden onbedoeld het ontstaan van incidenten eerder in de hand hebben gewerkt dan getemperd.

De Tweede Kamer heeft eveneens zitten slapen, oordeelt Van Vliet, die spreekt van 'politiek onvermogen'. Het parlement heeft zichzelf te lang aan de zijlijn opgesteld als het gaat om het fundamenteel ter discussie stellen van het corporatiestelsel.

Volgens Van Vliet hangen de incidenten samen met het stelsel. Hij doet dan ook een aantal voorstellen om te komen tot een 'robuuster' systeem. Zo moet het toezicht op de schop, en is een cultuurverandering noodzakelijk. Ook mogen corporaties niet langer commerciële avonturen beginnen.