Wet bronbescherming journalisten naar parlement

Het recht op bronbescherming voor journalisten wordt wettelijk vastgelegd. Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten (VVD) heeft het wetsvoorstel maandag naar de Tweede Kamer gestuurd. Daaruit blijkt dat het recht op verschoning niet onbeperkt is.

De wet zorgt ervoor dat journalisten die moeten getuigen in een strafzaak geen vragen hoeven te beantwoorden over de identiteit van hun bron. Daartoe zijn getuigen normaal gesproken verplicht, maar het maatschappelijke belang dat personen zich zonder vrees voor vervolging met informatie tot journalisten kunnen wenden, weegt zwaarder.

Uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen of het beroep op bronbescherming terecht is. "Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor openbaring van die bron noodzakelijk is met het oog op bijvoorbeeld de nationale veiligheid en het voorkomen en beëindigen van ernstige strafbare feiten", aldus Veiligheid en Justitie.

Uit de wet blijkt verder dat behalve professionele journalisten ook publicisten die schrijven over politieke of actuele aangelegenheden onder de wet vallen. Dat sluit volgens Opstelten aan bij het 'veranderende karakter van de vrije nieuwsgaring en het medialandschap' van de afgelopen jaren.

Ook is het gebruik van dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten in een strafzaak aan striktere regels gebonden. Het doorzoeken en in beslag nemen van voorwerpen op redacties is alleen mogelijk na toestemming en in aanwezigheid van een rechter-commissaris en niet meer op gezag van de officier van justitie.

Opstelten kondigde het wettelijke recht op verschoning al in 2012 aan. Aanleiding was een gevoelige uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Volgens het hof had justitie twee journalisten van De Telegraaf in 2006 niet mogen afluisteren en gijzelen. De twee wilden hun bronnen niet prijsgeven.

De Nederlandse Vereniging van Journalisten pleit al jaren voor wettelijke bescherming van journalistieke bronnen.