'Sterke aanwijzingen' voor orgaanhandel Kosovo

Er zijn volgens een speciale aanklager van de Europese Unie 'sterke aanwijzingen' dat in de Kosovo-oorlog van 1998 tot 1999 tegen de tien gevangenen zijn vermoord om hun organen. Het bewijs is volgens een Amerikaanse aanklager echter niet sterk genoeg om tot vervolging over te gaan.

Het onderzoek van de EU volgde op een rapport van de Raad van Europa in 2011 waarin stond dat het Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK) in de Kosovaarse onafhankelijkheidsoorlog tegen Servië gevangenenkampen runde aan de grens met Albanië. Gevangen burgers zouden daar zijn omgebracht en hun organen zouden zijn verkocht in het kader van een illegale handel die door commandanten van het UCK zou zijn opgezet.

Volgens Williamson was het beweerde oogsten van organen geen wijdverbreide praktijk. Het betrof vermoedelijk rond de tien gevangenen, geen honderden.

De hoofdaanklager van de Special Investigative Task Force zegt dat zijn tweeënhalf jaar durend onderzoek in grote lijnen bevindingen van andere mensenrechtenstudies bevestigt. Die concludeerden dat bepaalde figuren in de leiding van het UCK een vervolgingscampagne voerden tegen Serviërs, Roma en andere minderheden. Verder onderzoek zou eventueel tot een aanklacht tegen bepaalde leidinggevende figuren van het UCK kunnen leiden voor een reeks misdrijven, waaronder moord, verdwijning, detentie en seksueel geweld.