Identificatie-experts hebben last van CSI-complex

Het internationale team van identificatie-experts dat in Hilversum werkt aan de identificatie van de slachtoffers van vlucht MH17 heeft last van het CSI-complex. Dat heeft Arie de Bruijn, hoofd van het Landelijk Team Forensische Opsporing, donderdagmiddag gezegd op een persconferentie in Bunnik. "De indruk bestaat dat wij binnen een kwartier of een uur in staat zouden zijn om dna te verzamelen, maar dat kost veel meer tijd."

Volgens De Bruijn is het verzamelen van dna zelfs niet in een dag gedaan. "Familierechercheurs zijn in Nederland nog steeds bezig met het verzamelen van informatie. Dat gaat goed, we hebben al veel informatie binnen. Maar het is lastig om alle informatie te krijgen die we nodig hebben. Dat kost veel tijd. Rechercheurs moeten daarvoor meerdere keren naar familieleden toe. Zeker als er complete gezinnen zijn weggerukt."

De leider van het onderzoeksteam vertelde verder dat 120 Nederlandse en tachtig buitenlandse politiemensen werken aan het identificatieproces. In totaal werken in Nederland 350 en wereldwijd duizend mensen mee aan het onderzoek. Daarbij staan twee pijlers centraal. "Menselijkheid en de kwaliteit van het proces. Daar proberen we een goede balans in te vinden. We kunnen maar een keer een lichaaam teruggeven", aldus De Bruijn.

Hij vertelde uitgebreid over hoe het identificatieproces op de Korporaal van Oudheusdenkazerne in Hilversum eraan toe gaat. "Wij openen een kist en leggen het lichaam daarna op een nette tafel. We maken dan eerst vingerafdrukken en kijken vervolgens naar de beschrijving van het lichaam. Zien we tatoeages of kledingstukken die we kunnen beschrijven en fotograferen? Daarna gaat het lichaam naar een plek waar de tandartsen het gebit bekijken en de laatste stap is een kwaliteitscontrole. We checken dan of het proces goed is verlopen."

Het lichaam gaat dan weer terug in de kist in afwachting van de identificatie. Als sprake is van een match, wordt die voorgelegd aan een internationale board. "Die bestaat uit vertegenwoordigers van alle landen die getroffen zijn door de vliegramp. Als alle partijen het erover eens zijn, wordt de identificatie voorgelegd aan de officicier van justitie. Die stelt de identificatie vast en geeft het lichaam vrij", aldus De Bruijn.

De familierechercheurs brengen daarna de nabestaanden op de hoogte. Zij horen als eerste van een identificatie. "Pas daarna melden we het aan andere partijen die ervan op de hoogte moeten zijn."

Het is volgens De Bruijn aan de nabestaanden wat er gaat gebeuren als een lichaam niet compleet is. "Het kan zijn dat mensen willen wachten tot andere familieleden zijn geidentificeerd of tot er meer lichaamsdelen gevonden zijn."

De forensische experts werken tijdens het identificatieproces samen met het Nederlands Forensisch Insituut (NFI). "Onderzoekers van het NFI maken deel uit van het landelijk team. We hebben goede afspraken met hen gemaakt over het aanleveren van dna en het verwerken daarvan. Zij kunnen het materiaal vele malen sneller uitlezen en matches maken dan wij", zegt De Bruijn.

Hij zei er verder trots op te zijn dat hij in Nederland een club mensen mag aanvoeren die 'nu eigenlijk al niet meer bestaat uit verschillende landen, maar ook echt een club is'. Over de werkzaamheden van de forensische experts zei hij tot slot dat het verdrietig werk is, maar dat de echte druk bij de familierechercheurs ligt. "Zij komen in aanraking met het echte verdriet. De emotionele lading is voor hen vele malen groter."

Om te voorkomen dat forensische experts of rechercheurs 'schade oplopen' is teamvorming belangrijk. "Dat doen we door elkaar in de ogen te kijken en te vragen: hoe gaat het nog met je? Daarnaast lopen op de kazerne maatschappelijk werkers en een legerpredikant rond die ons ondersteunen en elke avond is er een briefing waarin we onze ervaringen met elkaar delen. Niemand komt na een dag werk terug met de mededeling dat hij of zij niets heeft meegemaakt."