FOK!toen: De zaak IJje Wijkstra

In de barre winter van 1929 vond in het Fries-Groningse grensgebied een gruwelijk drama plaats, waarvan het nieuws als een schok door het land zou gaan. Bij het uitoefenen van hun ambt waren vier politiemannen door de geheimzinnige vrijbuiter IJje Wijkstra om het leven gebracht. Wijkstra was een man die door velen werd gevreesd, al was hij nog nooit met justitie in aanraking geweest. Wie was de mysterieuze anarchist IJje Wijkstra en hoe kwam hij tot zijn bloedige daad? Je leest het vandaag in FOK!toen.

Uit de Leeuwarder Courant van 18 januari 1929
Uit de Leeuwarder Courant van 18 januari 1929

De jonge jaren

Voor het begin van dit verhaal moeten we terug naar het einde van de 19e eeuw. In de omgeving van het plaatsje Surhuisterveen was een vrijgevochten gemeenschap ontstaan, bestaande uit zwervers en bedelaars die recht en wet niet kenden en die veelal in concubinaat leefden. Op 5 oktober 1898 werd aldaar Aaltje geboren, als jongste van 17 onwettige kinderen van Hinke van der Tuin, een zedelijk gezien zeer laagstaande bedelares. Deze leefde al sinds de geboorte van haar derde kind samen met Cornelis Alma. In 1914 ging Aaltje werken als dienstmeid bij G. Wobbes in Opeinde. Het duurt niet lang voordat zoon Hendrik belangstelling voor de vrouw begon te tonen en in oktober 1914 zouden de twee gaan trouwen. Niet lang daarna beviel Aaltje van haar 1e kind.

Als nakomeling werd de kleine IJje enorm verwend. IJje was duidelijk een moederskindje. Moeder vertelde dan ook prachtige verhalen over de hemel en dat er een God was die slechte mensen in het vagevuur zou gooien. In huize Wijkstra was het armoede troef en de ouders hadden regelmatig ruzie over het geloof, waarbij ook vaak de nodige klappen vielen. Als IJje 6 jaar oud is, wordt hij samen met zijn zusje naar school gestuurd in het dorpje Doezum. IJje hield echter niet van schoolgaan en holde altijd als eerste naar huis, waar dagelijks een emotioneel weerzien met zijn moeder plaatsvond.

Als IJje 13 jaar oud is besluit hij dat hij na vijf jaar basisschool wel genoeg heeft geleerd en gaat als knecht aan het werk bij J.A. Postma in Marum, voor 25 gulden per jaar plus kost en inwoning. Na enkele maanden liep hij echter weg. Bij de boer moest hij te hard en te lang werken en in de winter was er ook wel geld te verdienen met het vangen van mollen. Van broer Hendrik leerde IJje hoe hij moest voegen en vanaf dat moment was de voormalige boerenknecht ook regelmatig in het bouwvak werkzaam. Rond diezelfde tijd verloor IJje ook het geloof in religie kwijt. Volgens de familie was dat vanwege het opruiende gepraat van de socialisten. Ook ging IJje in die tijd vaak op strooptocht met zijn vader en leerde zo schieten.

Nietzsche

Nadat IJje was afgekeurd voor militaire dienst ging hij in 1916 aan het werk in het Roergebied. Na de Eerste Wereldoorlog had hij als voeger al zoveel geld verdiend, dat hij een motorfiets, een orgel en boeken kon kopen. IJje las vooral over occultisme en was vooral verzot op boeken van Camille Flammarion, maar ook de werken van Nietzsche. In zijn eenvoud nam hij alles wat hij las voor waar aan en begin te piekeren over de tegenstrijdigheden in de lectuur. In zijn getuigenis zei een zwager van Wijkstra over deze periode: "Hij was een werktuig van de satan geworden en sprak vaak over spoken en geesten. Hij werd een bekwaam schutter, die eenmaal de bijbel van zijn moeder als schietschijf gebruikte. Ook kon hij op 120 meter afstand een polsstok raken."

IJje had geen omgang met vrouwen en de zelfbevrediging die hij toepaste, bezorgde hem gevoelens van angst, schuld en kwelling. Nadat hij in 1918 een half jaar was behandeld door een zenuwarts ging IJje zich steeds meer vervreemden van de wereld. Zijn zuster herinnerde hem als 'een uitgezonderd mens' die 'apart' leefde. IJje wou bijvoorbeeld niet dat zijn moeder de gordijnen voor de ramen ging wassen. Achter zijn huisje was het een ware wildernis van doornstruiken, brandnetels en ander onkruid. Daar mocht niemand iets van aanraken. Volgens zijn zus was IJje in staat om iemand te vermoorden die aan zijn tuinplanten kwam. Als IJje de bedstee inging, moesten de deurtjes goed gesloten worden. IJje hoorde namelijk geluiden en het gestamp van geesten die om zijn bed heen spookten.


IJje Wijkstra in 1928

Het Spook van Hardegarijp

In de herfst van 1928, een jaar voor de schietpartij, hoort IJje het verhaal over een hek van Bennema State, dat elke avond zorgvuldig werd afgesloten, om de daaropvolgende ochtend op onverklaarbare wijze weer geopend te zijn. Met zijn muzikale vrienden had IJje zelfs een nacht op wacht gelegen om op de spoken te schieten, maar deze kwamen die nacht niet opdagen. IJje leerde ondertussen om melodieën van de grammofoon na te spelen op zijn chromatische harmonica. Daarbij had hij vooral een voorkeur voor droevige liederen als Ave Maria en de treurwals.

In mei 1928 werd Hendrik Wobbes betrapt bij stelen van een zak wol en werd tot 15 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Een zware straf, mede door het feit dat Wobbes een geladen revolver op zak had bij zijn aanhouding. In die periode zocht Aaltje toenadering tot IJje en hij van zijn kant zag in haar plompe lichaamsbouw een enorme schoonheid. IJje hielp Aaltje af en toe bij zwaar werk, maar toen zij hem uitnodigde om bij haar te blijven slapen was zijn antwoord: "Ik doe niet aan vrouwen en ik wil het ook niet om Hendrik". Aaltje liet zich echter niet van haar stuk brengen en uiteindelijk zou er een verhouding volgen, die al snel weer door IJje verbroken zou worden. Aaltje dreigde daarop om zichzelf te verhangen, waarop IJje weer bij haar kwam.

De Jankende Hond

Op een avond in december 1928 kwam IJje om 02.00 uur 's nachts bij Aaltje vandaan toen hij zag dat zijn moeder hem op zat te wachten. Zijn moeder vroeg hem of hij in voortekens geloofde en dat er een uur lang een hond voor de voordeur had zitten janken. IJje schrok van het verhaal en vertelde zijn moeder dat het een teken was dat er een sterfgeval plaats zou vinden. Begin 1929 besloot Aaltje om haar zes kinderen (in de leeftijd van 1 tot 14 jaar) achter te laten en bij IJje in te gaan trekken.

De zes kinderen werden opgenomen in het armenhuis van Opende en tegen Aaltje werd proces verbaal opgemaakt. De oproep om voor het gerecht te verschijnen verdween in de kachel van Wijkstra. Op 17 januari 1929 volgde een tweede actie om Aaltje Wobbes te doen voorgeleiden. Omdat men duidelijk bang was voor moeilijkheden stuurde men maar liefst vier politieagenten om Aaltje bij IJje weg te halen. Mient van der Molen, chef-gemeenteveldwachter te Grootegast, Aldert Meijer, gemeente-veldwachter te Opende, Herman Hendrik Hoving, rijksveldwachter te Opende en Jan Werkman, rijksveldwachter te Sebaldeburen, werden op het vroege morgenuur van de bitterkoude dag op pad gestuurd om de klus te klaren.


De vier neergeschoten veldwachters

De Schietpartij

Nadat IJje in de gaten heeft dat men zijn huisje omsingeld heeft pakt hij een karabijn en een geladen pistool en stopt ook nog een handjevol kogels in zijn broekzak. Niet veel later verscheuren enkele schoten de stilte van die ochtend. Chef-veldwachter Van der Molen zakt in elkaar nadat hij in zijn hoofd en buik is geraakt. Nadat IJje Hoving en Werkman in het vizier heeft gekregen, laat hij zich op een knie zakken, drukt de karabijn op de schouder en met een aantal schoten uit het automatische wapen worden de beide politiemannen neergeschoten.

Meijer is de enige agent die kans ziet om terug te schieten. Hierbij wordt IJje wel geraakt, maar niet ernstig verwond. Als IJje ziet dat de agent zich probeert te verstoppen in een sloot maakt hij een omtrekkende beweging waarbij hij ook de tijd krijgt om zijn wapen te herladen. Wijkstra knielt dan weer, richt z'n karabijn en schiet ook Meijer in borst en buik. In plaats van weg te rennen loopt de schutter vervolgens rustig zijn huisje binnen om een vlijmscherp mes op te halen, waarmee hij de vier veldwachters de keel doorsnijdt. Dan pakt hij de petroleumkan, gooit de inhoud leeg over z'n schamele huisraad en steekt de brand er in.

Nadat hij Aaltje eerst bij neef Hendrik had gebracht ging de gewonde IJje op de fiets naar Lucaswolde waar zijn vriend Jan Hut woonde. Op aanraden van Hut gingen de twee in de auto van garagehouder Willem Willems uit Tolbert naar het Rooms Katholieke Ziekenhuis in Groningen. Wijkstra was daar al eerder eens geopereerd aan een breuk. De marechausseekazerne in Groningen was ondertussen op de hoogte gebracht van het drama. In de stad Groningen gonsde het van de wilde geruchten, ouders hielden hun kroost in huis en winkeliers sloten hun winkels en lieten de luiken voor de ramen zakken. In het R.K. Ziekenhuis weigerde men om IJje te helpen, zogenaamd vanwege het feit dat hij geen verwijsbriefje van een dokter bij zich had. Hij werd verwezen naar het Academische Ziekenhuis van Groningen. Toen Hut en Wijkstra het ziekenhuis verlieten merkten ze dat Willems en de auto verdwenen waren. In een nabijgelegen café had Willems de gemeentepolitie laten waarschuwen door de kastelein en was teruggereden naar Tolbert.

Toen het tweetal lopende op weg waren naar het Academische Ziekenhuis werden de mannen aangehouden door een tweetal passerende rechercheurs, die op eigen initiatief op zoek waren gegaan naar de schutter. In zijn rechter jaszak troffen de politiemannen een geladen browning aan met zeven scherpe patronen in de houder en één in de loop, alsmede 32 scherpe revolverpatronen, 42 scherpe geweerpatronen, een knipmes en een slagersmes. De viervoudige moord deed een golf van afgrijzen door het land gaan. IJje bekende volledig en moest op 23 april 1929 voor de Groninger rechtbank verschijnen. Hij werd veroordeeld tot levenslang. Nadat Wijkstra in hoger beroep was gegaan, volgde op 20 juni 1929 een strafzaak voor het gerechtshof in Leeuwarden. IJje werd uiteindelijk veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf.

In 1941 wordt Wijkstra van de Blokhuispoort in Leeuwarden overgeplaatst naar het Krankzinnigengesticht te Woensel, waar hij op 6 juni 1941 op 45-jarige leeftijd overlijdt aan de gevolgen van tuberculose.

Het teken van het beest
Het teken van het beest

Het Teken van het Beest

In 1980 zou cineast Pieter Verhoeff het verhaal van IJje Wijkstra verwerken in de film Het Teken van het Beest. Het script werd geschreven door Cherry Duyns en Anton Haakman, de internationale titel van de film was Primal Fear. Het Teken van het Beest zou in 1981 het Gouden Kalf voor de beste film winnen. Actrice Marja Kok, die in de film te zien is als Aaltje Botter, won eveneens een Gouden Kalf. Gerard Thoolen speelde de rol van IJje Wijkstra.