Minder slachtoffers door vuurwerk

De verwondingen die mensen rond de afgelopen jaarwisseling hebben opgelopen door vuurwerk, waren ernstiger dan een jaar eerder. Wel lag het totaal aantal slachtoffers met 700 iets lager dan de 720 van vorig jaar, meldt de NOS zaterdag na onderzoek samen met VeiligheidNL.

Rond afgelopen jaarwisseling kwam een man om het leven door vuurwerk. Verder was sprake van 8 totale handamputaties, 3 grotendeels geamputeerde handen, 36 afgerukte en geamputeerde vingers en minstens 18 mensen die aan een of beide ogen blind werden. Ook kregen de afdelingen spoedeisende hulp van de Nederlandse ziekenhuizen te maken met nog eens 270 gevallen van alcoholvergiftiging, tegenover 152 een jaar eerder.

Bijna de helft van de slachtoffers was tiener of nog jonger. Vorig jaar was het percentage slachtoffers onder de twintig met ruim een kwart uitzonderlijk laag ten opzichte van eerdere jaren en dit jaar.

Het aantal 50-plussers onder de vuurwerkslachtoffers bedroeg dit jaar zeven procent. Vorig jaar was dit vijf keer zo hoog, het jaar daarvoor ruim vier keer zo hoog. De enige dode was wel een man van 51 jaar.

Zestien procent van de vuurwerkslachtoffers moest worden opgenomen. Dat vergelijkbaar met de vorige jaarwisseling. Legaal vuurwerk was verantwoordelijk voor meer dan de helft van de letsels. Vorig jaar was dat ruim eenderde. Illegaal vuurwerk veroorzaakte wel ernstiger verwondingen en zorgde voor vier keer zo veel ziekenhuisopnames als legaal vuurwerk.

Twaalf ziekenhuizen meldden dat personeel op de eerste hulp is bedreigd, ongeveer evenveel als vorig jaar. In de meeste gevallen bleef het bij scheldpartijen, maar in het Westeindeziekenhuis in Den Haag werd twee keer de politie erbij geroepen. In Leidschendam werd gevochten in een wachtkamer.

Voor het onderzoek kreeg VeiligheidNL gegevens van de zeventien ziekenhuizen uit haar vaste onderzoekspanel. De NOS schreef de resterende 75 ziekenhuizen met een spoedeisende hulp aan, die op een na allemaal gegevens verstrekten. Ook de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) en het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap verstrekte eigen onderzoeksdata.