FOK!toen: De Lockerbie-aanslag

Voor de FOK!toen van vandaag gaan we een kwart eeuw terug in de tijd. Het was namelijk op 21 december 1988 dat een Boeing 747 van de Amerikaanse luchtvaartmaatschappij PanAm crashte op het dorpje Lockerbie in het zuidoosten van Schotland. De terroristische aanslag op vlucht 103 en de nasleep ervan zou bekend worden als de Lockerbie-ramp.

De Leeuwarder Courant van 22 december 1988
De Leeuwarder Courant van 22 december 1988

De aanslag

Pan Am vlucht 103, een Boeing 747 met de naam 'Clipper Maid of the Seas', was die ochtend van het vliegveld van Frankfurt vertrokken voor een vlucht naar New York. Daarbij werd een tussenlanding gemaakt op het vliegveld van Londen. Iets na 19.00 uur verdween het toestel opeens van de radar. Door een explosie in het laadruim van de Boeing 747 werd het toestel uiteengereten. Hierbij kwamen brandende delen van vliegtuig neer in het dorpje Lockerbie. Alle 259 inzittenden en 11 mensen op de grond kwamen om het leven.

Het dorpje Lockerbie zag er uit als een oorlogsgebied. In de straten lagen lijken, lichaamsdelen en verwrongen stukken metaal. Een brandende vleugel van het vliegtuig was neergekomen op een woonwijk waarbij ook een benzinestation werd geraakt. Een enorme vuurzee, veroorzaakt door de brandende kerosine, zette vele huizen in de brand. De felle westenwinden gaven de vuurzee vrij spel.

Uit de Leeuwarder Courant van 22 december 1988
Uit de Leeuwarder Courant van 22 december 1988

Lockerbie is gelegen in een dal en vanaf de heuvel aan de oostkant van het dorp was de ramp goed te reconstrueren. Het voorstuk van het vliegtuig was op de heuvel terechtgekomen, terwijl de rest van het vliegtuig als een regen van brandende brokstukken op het dorp was gevallen. Het restant van het toestel had zich in de autoweg A-74 geboord en had een krater van zijn tien meter in het asfalt geslagen. Minstens vijf auto's werden in de vuurzee meegesleept.

Het onderzoek naar de vliegramp

De Leeuwarder Courant van 23 december 1988
De Leeuwarder Courant van 23 december 1988

Bij het onderzoek naar de vliegramp bleek al snel dat het ging om een aanslag. De vraag was natuurlijk wie er achter deze gruwelijke aanslag zat. In eerste instantie werd gedacht aan de pro-Iraanse terreurgroep Wachters van de Islamitische Revolutie. Men had namelijk het vermoeden dat het om een vergeldingsactie ging, voor het neerschieten van een Iraans verkeersvliegtuig door het Amerikaanse fregat Vincennes, in juli 1988. Daarbij waren alle 290 inzittenden om het leven gekomen. Een andere mogelijkheid was een aanslag door extremistische Palestijnen die de toenaderingspogingen van PLO-leider Arafat en de Verenigde Staten wilden saboteren. Volgens een Amerikaanse diplomaat in Washington was er met een bomaanslag gedreigd door iemand die verklaarde lid te zijn van de groep van Abu Nidal, een afsplitsing van de PLO. De man zou hebben verteld dat er door een vrouw een bom aan boord van een vliegtuig zou worden gebracht. Iran ontkende ondertussen ook maar iets met de aanslag te maken te hebben en noemde het een sterk staaltje propaganda van de buitenlandse persmedia om het land in diskrediet te brengen.

Onderzoek door deskundigen naar de opnames op de zwarte doos van het toestel leverden weinig tot niks op. Op de band met de gesprekken in de cockpit werd niks bijzonders opgemerkt. Het enige wat de opnames bevestigden was dat de bemanning geen noodsignaal had uitgezonden, voordat het toestel al brandend op het Schotse dorpje was neergestort. Volgens de deskundigen eindigde de band met een vaag, onbestemd geluid. Bij een Italiaans nieuwsagentschap kwam een anoniem telefoontje binnen van een man die beweerde dat de aanslag op het PanAm-toestel was gepleegd door Libische extremisten. De Libische ambassadeur wees alle beschuldigingen onmiddelijk van de hand. "Iedere gek kan namens ons opbellen en zo'n claim heeft dan ook totaal geen enkele waarde", aldus een woorvoerder van de ambassade. De Finse politie had het ondertussen druk met een verhoor van een man die naar de Amerikaanse ambassade had gebeld met de waarschuwing dat er een bomaanslag zou worden gepleegd op een toestel van PanAm op de route Frankfurt - New York. Volgens de politie waren er echter geen bewijzen voor een connectie tussen de beller en de aanslag in kwestie.

De Leeuwarder Courant van 23 december 1988 2
De Leeuwarder Courant van 23 december 1988

Libiè

Het zou tot 1991 duren voordat ook Washington en Londen hun vizier op Libië gingen richten. Volgens critici was dat vanwege politiek-opportunistische redenen, omdat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië na de Iraakse inval in Koeweit (augustus 1990) Syrische en Iraanse steun dan wel neutraliteit nodig hadden in de confrontatie met Saddam Hussein. De Amerikanen hadden een zondebok nodig en dat werd de Libièr Gadaffi. Gadaffi had dan ook wel de nodige redenen om zich op het Westen te willen wreken. In 1986 hadden de Amerikanen en de Britten gezamenlijk luchtaanvallen uitgevoerd op militaire doelen in tripoli en Benghazi, als wraakactie voor een aan Libiè toegeschreven aanslag op een door Amerikanen bezochte discotheek in Berlijn. Bij deze luchtaanvallen zou een pleegdochter van de Libische leider om het leven zijn gekomen.

Op 14 november 1991 werd tegelijkertijd in Edinburgh en in Washington bekendgemaakt dat twee mannen, omschreven als agenten van de Libische geheime diensten, in staat van beschuldiging werden gesteld. Abdel Baset Ali Mohammed el-Megrahi en Al-Amin Khalifa Fhima hadden op 21 december via een luchthaven op Malta een bom aan boord van een toestel van Air Malta gesmokkeld met bestemming Frankfurt. In Frankfurt werd de koffer overgeladen op een toestel van PanAm, met als bestemming Londen. Via Heathrow kwam de koffer uiteindelijk terecht in het ruim van de Boeing 747 die boven Lockerbie zou ontploffen. Libiè weigerde in eerste instantie om de twee mannen uit te leveren.

Door deze houding besloot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in 1992 een wapen- en luchtvaartembargo uit te roepen tegen het land. Een jaar later zou dat embargo nog een worden uitgebreid met een verbod op de levering van onderdelen voor de oliewinning aan het Noord-Afrikaanse land. Ook werden banktegoeden van Libiè bij buitenlandse banken bevroren. Na veel juridisch getouwtrek werd in 1998 een overeenkomst bereikt. Libië zou de verdachten uitleveren en de rechtszaak zou plaatsvinden naar Schots recht op neutraal terrein. Nederland stelde voor de rechtzaak een terrein beschikbaar bij Soesterberg, het Kamp van Zeist. Na deze toezegging werden de VN-sancties opgeschort.

Uit de Leeuwarder Courant van 22 april 1998
Uit de Leeuwarder Courant van 22 april 1998

Het proces

Meer dan elf jaar na de aanslag op PanAm-vlucht 103 stonden twee verdachten terecht. Het proces tegen hen werd onder leiding van drie Schotse rechters gevoerd volgens de regels van het Schotse recht. Voor het intensieve onderzoek werden in 70 landen zo´n 15.000 getuigen verhoord, werden meer dan 35.000 foto´s gemaakt en waren in totaal zo´n 18.000 bewijsstukken verzameld. Op 31 januari 2001 werd al-Megrahi tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Mede-verdachte Khalifa Fhimah werd vrijgesproken.

De Leeuwarder Courant van 6 april 1999
De Leeuwarder Courant van 6 april 1999

De bewijslast tegen de twee Libièrs was op zijn zachtst gezegd flinterdun te noemen. Al-Megrahi zou hebben gewerkt voor de Libische geheime dienst, terwijl Fhimah directeur was van de Libische luchtvaartmaatschappij op Malta. De hele zaak hing uiteindelijk af van een klein stukje plastic, een op het rampterrein gevonden stuk van een electronisch printplaatje. Het stukje bevatte ´geheel toevallig´ een serienummer, dat terug te traceren was naar een Zwitserse fabrikant van tijdschakelaars, Meister & Bollier uit Zurich. Deze vertelden op hun beurt dat ze dergelijke timers hadden verkocht aan Libiè. De bom was verpakt geweest in een T-shirt waarvan ´alweer geheel toevallig´ het label intact werd teruggevonden. Het shirt bleek te zijn verkocht in een winkeltje op Malta en de eigenaar van deze winkel herkende Al-Megrahi als de koper van het kledingstuk.

De Leeuwarder Courant van 21 augustus 2009
De Leeuwarder Courant van 21 augustus 2009

Abdel Basset al-Megrahi werd op 20 augustus 2009 vrijgelaten omdat hij in een terminale fase van prostaatkanker zou verkeren en volgens een arts nog maar drie maanden te leven had. Toen al-Megrahi in Libiè aankwam, kreeg hij een grootse ontvangst. Vooral in Groot-Brittanniè zou dit tot veel consternatie leiden.

De Leeuwarder Courant van 21 augustus 2009
De Leeuwarder Courant van 21 augustus 2009

Al-Megrahi bleef ondertussen volhouden dat hij onschuldig was en dat hij zijn zegje wel zou doen in zijn biografie. In juli 2010, 11 maanden na zijn vrijlating was de terrorist nog steeds in leven. De arts, die eerder had beweerd dat al-Megrahi nog maar drie maanden te leven had, bleek door Libiè onder druk te zijn gezet. Niet lang daarna zou bekend worden dat ook het olieconcern BP invloed had gehad op de diagnose van de geneesheer, dit met het oog op concessies voor olieboringen voor de kust van Libiè. Bij een pro-Gadaffi bijeenkomst in Tripoli in 2011 verscheen al-Megrahi voor het laatst op de Libische televisie. Hij zou op 20 mei 2012 op 60-jarige leeftijd overlijden aan de gevolgen van kanker.

Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 21 mei 2011
Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 21 mei 2011