Onderzoekers werken aan klimaatresistente koolmees

Door koolmezen genetisch aan te passen moet de vogel de klimaatverandering kunnen bijhouden. Op 1 januari begint het Nederlandse Instituut voor Ecologie aan een fokprogramma met dit doel, zegt hoogleraar ecologische genetica Marcel Visser dinsdag in Trouw. Het is voor het eerst dat deze techniek uit de dierveredeling voor een wild dier wordt gebruikt.

Visser wil zelf mezen gaan fokken die vroeger broeden om na te gaan of die beter bij het nieuwe klimaat aansluiten dan mezen die laat broeden. Met een bloedmonster kan al bij een kuiken worden nagegaan of deze als vogel vroeg of laat zal broeden. Door hierop te selecteren kan dus snel een vogel worden gefokt die heel vroeg of heel laat broedt. De nieuwe mezen worden later uitgezet in de natuur.

In april meldde het instituut al dat er steeds meer koolmezen zijn die vroeg broeden.

Doordat de lente steeds vroeger valt, valt de piek in het aantal rupsen ook steeds vroeger. Die rupsen zijn een belangrijke voedingsbron voor koolmezen en dus is het voor die vogels belangrijk dat er veel rupsen zijn als zij jongen in het nest hebben.

Vroege mezen zijn hierdoor volgens de onderzoekers succesvoller dan late. Als de ene groep faalt, zou de andere groep het beter doen. Maar hier zit volgens de onderzoekers wel een grens aan. Er zouden namelijk geen koolmezen zijn die nóg vroeger jongen kunnen krijgen. Als de voorjaarstemperaturen verder stijgen, is de piek in het aantal rupsen straks veel eerder dan de eierleg van de koolmezen.

De onderzoekers lijken er niet op te vertrouwen dat de natuur zichzelf wel redt. "De enige echte redding is uiteindelijk toch aanpassing via genetische aanpassing van de koolmees", concludeerde Visser in april al. In Trouw noemt hij ook een ander doel. "Als we nu het aanpassingsvermogen van de koolmees kunnen vaststellen, kunnen we beleidsmakers duidelijk maken dat bijvoorbeeld 2 graden opwarming van de aarde per honderd jaar geen probleem hoeft te zijn, maar 3 graden wel."