FOK!auto: Motormanagement

Elke moderne auto is tegenwoordig uitgevoerd met een motormanagementsysteem. Maar wat is dit nou precies en hoe werkt een motormanagementsysteem nou eigenlijk?

De motormanagementcomputer heeft vele benamingen tegenwoording, soms is de benaming ook afhankelijk van de functie. De meestvoorkomende afkortingen zijn;

  • ECM (Engine Control Module).
  • PCM (Powertrain Control Module, enkel gemonteerd indien de automaat ECU geïntegreerd zit in het motormanagement).
  • MMC (Motor Management Computer).
  • ECU (Engine Control Unit).
  • ECU (Electronic Control Unit).

Een ECM van een 1990 Isuzu Geo Storm GSi. (Bron:wikipedia)
Een Engine Control Module. (Bron: Wikipedia).

De ECM doet normaal gesproken onopvallend werk. Dit werk houdt in het zorgdragen voor een schone en efficiënte verbranding, zodat het milieu zo min mogelijk wordt belast. Motormanagementsystemen zijn normaal gesproken onderhoudsarm en aardig betrouwbaar. Maar zodra het mis gaat zijn er, afhankelijk van het kennisniveau van de monteur, een of zelfs meerdere bezoeken nodig om een storing te lokaliseren en op te lossen. Voor de leek is het motormanagementsysteem dan ook een 'toverdoos' en is de werking ervan niet te doorgronden.
Door alle complexiteit van het systeem wordt vaak vergeten dat zelfs het meest uitgebreide systeem nog steeds twee kerntaken heeft bij een benzinemotor. Dit zijn namelijk:

  • Het toedienen van de juiste hoeveelheid benzine
  • Op het juiste moment zorgen voor een vonk

Het motormanagment heeft nog een aantal nevenfuncties heeft zoals de stationairregeling, emissieregeling en turboregeling om er maar een aantal te noemen.  Een volledig motormanagementsysteem heeft minimaal twéé subsystemen, het brandstofinjectiesysteem en het ontstekingssysteem. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld één van de twee subsystemen toe te passen. Bijvoorbeeld een injectieregeling in combinatie met een ouderwetse verdeler..

Een luchtmassameter. (Bron:Wikipedia)
Een luchtmassameter. (Bron: Wikipedia).

Het geleverde vermogen door een verbrandingsmotor wordt bepaald door het beschikbare draaimoment en het motortoerental. Het draai- of koppelingsmoment (in het dagelijkse taalgebruik word het veelal aangeduid met 'koppel') onstaat uit de verbrandingsenergie verminderd met wrijvingskrachten, in de motor en nevenaggregaten zoals de aircopomp, dynamo en de stuurbekrachtingspomp. Het verbrandingsmoment in een benzinemotor wordt door een aantal factoren bepaald, namelijk:

  • De aangezogen luchtmassa die na het sluiten van de inlaatkleppen in de verbrandingskamer is.
  • De hoeveelheid brandstof die op dat moment in de verbrandingskamer is.
  • Het tijdstip waarop de onstekingsvonk het lucht-brandstofmengsel onsteekt.

De hoeveelheid zuurstof die een motor aanzuigt, wordt bepaald door de buitenluchttemperatuur, het motortoerental, de constructie van het inlaatsysteem en het uitlaatsysteem. Maar ook de staat van het onderhoud speelt een cruciale rol, een luchtfilter die nog nooit is vervangen, zal een veel lagere doorstroming hebben dan een luchtfilter die net nieuw gemonteerd is. En de laatste factor: de stand van de gasklep. Bij een ouderwets systeem zat er een zogenaamde bowdenkabel van het gaspedaal naar de gasklep. Bij een modern systeem is het een drive-by-wire-systeem. Oftewel een volledige elektronische gasklep.

Een krukaspositie sensor. (Bron: Wikipedia)
Een krukaspositiesensor. (Bron: Wikipedia)

Om te weten hoeveel brandstof erin gespoten moet worden en in welke cilinder, heeft het motormanagement informatie nodig over het motortoerental, de vullingsgraad en de motortemperatuur (een koude motor heeft meer brandstof nodig dan een warme motor). Het motortoerental kan afgeleid worden van de ontstekingspulsen, een nokkenas-positiesensor of door een krukas-positiesensor. De vullingsgraad van de motor wordt door het motormanagement geëxtrapoleerd aan de hand van de aangezogen luchthoeveelheid (of het vacuüm in het inlaat traject), de stand van de gasklep of een combinatie hiervan.