Doodstraf voor nog een kopstuk Jamaat-e-Islami

Een tribunaal in Bangladesh heeft donderdag nog een kopstuk van de islamitische partij Jamaat-e-Islami tot de doodstraf veroordeeld. Het gaat om Muhammad Kamaruzzaman, de tweede man van de partij. Hij is schuldig bevonden aan ontvoering, marteling, verkrachting en moord tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tegen Pakistan in 1971. De Jamaat-e-Islami keerde zich destijds tegen het streven naar onafhankelijkheid.

Het tribunaal achtte onder andere bewezen dat Kamaruzzaman destijds de groep Al-Badr heeft opgericht. Al-Badr collaboreerde met het Pakistaanse leger. Hij zou voorts de instigator zijn geweest van geweldplegingen tegen ongewapende burgers en van verkrachtingen door de leden van Al-Badr.

Volgens de huidige Bengalese regering van premier Sheikh Hasina kostte de oorlog van 1971 drie miljoen mensen het leven en werden zo'n tweehonderdduizend vrouwen verkracht. Miljoenen Bengalezen vluchtten naar India.

Sinds januari zijn nu al vier kopstukken van Jamaat-e-Islami veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Drie van hen hebben de doodstraf gekregen; de vierde kreeg levenslang.

Volgens Jamaat-e-Islami zijn de processen politiek gemotiveerd en erop gericht de oppositie tegen Hasina te vernietigen in de aanloop naar volgende jaar te houden verkiezingen.

Ondertussen maakt de politie zich op voor onlusten. De eerdere veroordelingen leidden tot rellen, waarbij tientallen mensen de dood vonden.