Rel tussen Vaticaan en Joden om misbruik kerk

Uitspraken die de Prediker van het Pauselijk Huis op Goede Vrijdag deed in aanwezigheid van paus Benedictus XVI, hebben geleid tot een rel tussen het Vaticaan en Joodse gemeenschappen wereldwijd. Kapucijnenpater Raniero Cantalamessa had geciteerd uit een brief van een Joodse vriend over het seksuele-misbruikschandaal dat de Rooms-Katholieke Kerk teistert. De niet nader genoemde Joodse vriend had de kritiek op de paus en de kerk vergeleken met "de meest schandelijke aspecten van het antisemitisme".

Over die vergelijking is wereldwijd bericht, ook in Israëlische kranten als Haaretz en Jerusalem Post en in de Amerikaanse krant The New York Times die recentelijk onthullingen deed over het misbruikschandaal. Elan Steinberg, de vicevoorzitter van de Amerikaanse vereniging van Holocaust-overlevenden, sprak daarop van een 'schande'. De vergelijking die in de preek is opgenomen, vindt hij "beledigend en onhoudbaar".

Het Simon Wiesenthal Centrum eiste dat de paus persoonlijk excuses maakt voor de in zijn aanwezigheid gedane uitspraken. De Centrale Raad van de Joden in Duitsland noemde de preek van Cantalamessa "beledigend voor de misbruikslachtoffers en voor de slachtoffers van de Holocaust". "Tot nu toe heb ik de Sint-Pieter niet zien branden", aldus Stephan Kramer, de secretaris-generaal van de Raad. Het Amerikaanse netwerk van misbruikslachtoffers stelde: "Het breekt het hart om te zien hoe een hoge vertegenwoordiger van het Vaticaan uitspraken doet die beledigend zijn voor zowel de misbruikslachtoffers als het Joodse volk."

De Prediker van het Pauselijk Huis of Apostolische Prediker is een functie die in 1555 is ingesteld door paus Paulus IV. De Prediker is volgens de katholieke traditie de enige die mag preken terwijl de paus luistert. De woordvoerder van het Vaticaan, Federico Lombardi, maakte naar aanleiding van de enorme ophef een terugtrekkende beweging. "Ik denk niet dat het om een gepaste vergelijking gaat", aldus de pater. "De brief moet worden opgevat als solidariteitsbetuiging van een Jood." Volgens Lombardi was de paus niet betrokken bij het schrijven van de omstreden preek.