'Meer allochtonen tegen vrouwenbesnijdenis'

Steeds meer allochtonen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Afrikaanse landen als Somalië en Sudan spreken zich openlijk uit tegen vrouwenbesnijdenis. Dat zegt Marja Exterkate van Pharos, het kenniscentrum voor Vluchtelingen en Gezondheid. Volgens Pharos gaat het om vrouwen zowel als mannen.

Het voorlichtingsbeleid dat de overheid enkele jaren geleden in gang heeft gezet, heeft veel positieve effecten, zegt de organisatie. Harde cijfers over hoe vaak vrouwenbesnijdenis in Nederland voorkomt, zijn er niet. Schattingen gaan uit van minstens vijftig gevallen per jaar.

Pharos heeft sinds 2006 onder meer zestig migranten uit de Afrikaanse risico-landen opgeleid om voorlichting te geven via bijvoorbeeld huisbezoeken aan landgenoten. Ze doen dat in zes Nederlandse steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven en Tilburg). Ook worden imams ingezet die tijdens bijeenkomsten van Afrikaanse immigranten uitleggen dat vrouwenbesnijdenis in de Koran niet wordt voorgeschreven.

Pharos werkt bij de projecten nauw samen met migrantenorganisaties als de Federatie Somalische Associaties Nederland (FSAN). "Het heeft een enorm sneeuwbaleffect", zegt Exterkate. "Migranten gaan inzien dat veel problemen die voorkomen bij de vrouwen in hun gemeenschap een direct verband hebben met het feit dat ze als jong meisje zijn besneden.

Ook moeders zeggen openlijk dat ze hun dochters niet meer laten besnijden." Volgens Exterkate hebben vrouwen die besneden zijn vaker last van depressies, angststoornissen, buikpijn en plasproblemen dan andere vrouwen.