Persvrijheid mondiaal achteruit

In 2008 is de persvrijheid voor de derde maal op rij mondiaal gemiddeld verslechterd. Dat concludeert Freedom House, een non-profitorganisatie die in opdracht van de Amerikaanse overheid sinds 1972 jaarlijks onderzoekt hoe het staat met de vrijheid om te schrijven wat men wil.

 

Het onderzoek, Freedom of the Press 2009, werd vandaag gepresenteerd. Landen die dit jaar beroerd scoorden, zijn onder andere Italië, Hong Kong en Israël. In Hong Kong, dat in 1997 door de Britten aan communistisch China is teruggegeven maar nog wel apart wordt gemeten, censureert de Chinese regering in toenemende mate.

In Italië worden journalisten regelmatig geïntimideerd door criminelen en extreemrechtse groeperingen, en hebben rechters vorig jaar de persvrijheid verder ingeperkt. Dit alles ten faveure van president Berlusconi, tevens trots eigenaar van grote delen van de gevestigde Italiaanse media. Enkele anderen controleren de rest, waardoor een ondoorzichtige, niet pluriforme oligarchie ontstaat in het Italiaanse medialandschap.

In Israël indoctrineerde de overheid verslaggevers, en werd het journalisten onmogelijk gemaakt goed verslag te doen van de verwoestende strijd in de Gazastrook. Andere regio's waar de persvrijheid steeds meer door het putje gaat: het voormalige Oostblok, Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

De organisatie heeft vastgesteld dat het sinds de Europese “kleurenrevoluties” van halverwege het decennium (zoals de Oranjerevolutie in de Oekraïne), overheden wereldwijd in toenemende mate het vrije woord inperken, om daarmee sociale onrust te voorkomen en de grip op het volk te vergroten.

Er werden dit jaar 195 landen beoordeeld. 70 daarvan, waaronder Nederland, zijn volgens Freedom House 'vrij', 61 (waaronder Israël en Italië) 'gedeeltelijk vrij', en de rest van de naties 'niet vrij'. Afghanistan en Mauretanië gingen van 'gedeeltelijk' naar 'niet vrij', Senegal van 'vrij' naar 'gedeeltelijk'. Onderaan het lijstje bungelen onder andere China, Cuba, Iran, Birma en Zimbabwe.