Pesticiden gevonden in urine Rotterdamse zwangeren

De urine van Rotterdamse zwangere vrouwen bevat meer afbraakproducten van pesticiden dan verwacht. Onderzoekers van TNO en het Erasmus MC vergeleken de urine van zwangeren uit de havenstad met die van Amerikaanse vrouwen. Vandaag publiceren zij de resultaten van hun onderzoek.

De onderzoekers wilden nagaan of ook in Nederland resten van bestrijdingsmiddelen aangetroffen werden in de urine van zwangere vrouwen. In de Verenigde Staten werd dat in New York, in een agrarisch gebied in Californië en op landelijke schaal onderzocht. "De aangetroffen waarden in Rotterdam zijn hoger dan die van de drie Amerikaanse studies", zegt TNO-onderzoeker Frank Pierik. Hoewel er volgens hem vervolgonderzoek nodig is naar de oorzaak van dit verschil, denkt Pierik dat verschillen in wetgeving van invloed zijn. "In Amerika gelden andere regels voor het gebruik van pesticiden dan in Europa."

Voor de vergelijking is urine van honderd zwangere vrouwen geanalyseerd op de aanwezigheid van een aantal chemische stoffen. De concentratie van afbraakproducten van zogenaamde organofosforpesticiden blijkt in de urine van Rotterdamse vrouwen duidelijk hoger dan bij zwangeren in de Verenigde Staten. Eerder Amerikaans onderzoek suggereert dat een verhoogde concentratie van deze bestrijdingsmiddelen tijdens de zwangerschap zou kunnen leiden tot een verminderde kennisontwikkeling bij kinderen.

Volgens onderzoeker Pierik is er nog te weinig onderzoek gedaan naar de langetermijneffecten. "In Amerika zijn kinderen tot hun derde levensjaar gevolgd. Daar is te zien dat sommigen iets langzamer leren, maar het is nog niet duidelijk wat dat betekent." Er zijn plannen voor vervolgonderzoek, zo zou de urine van een grotere groep zwangere vrouwen in en buiten Rotterdam geanalyseerd moeten worden. Ook is meer onderzoek nodig om de mogelijke bronnen voor de hogere concentratie afbraakproducten te achterhalen.

Het Erasmus MC en TNO voeren het onderzoek uit in het kader van de grootschalige Generation R-studie, waarin tienduizend Rotterdamse kinderen vanaf de zwangerschap tot hun jongvolwassenheid worden gevolgd.