'Inburgeringsexamen discrimineert'

Het inburgeringsexamen dat veel migranten in eigen land moeten afleggen voordat ze naar Nederland komen, werkt discriminerend. Vooral Turken en Marokkanen worden getroffen door het verplichte examen. Dat concludeert Human Rights Watch in een rapport dat de mensenrechtenorganisatie vandaag presenteert.

De organisatie vindt dat het inburgeringsexamen in het buitenland zich op discriminerende wijze richt tegen gezinshereniging uit niet-westerse landen. Migranten uit bijvoorbeeld de Europese Unie, de Verenigde Staten, Australië en Japan hoeven geen examen af te leggen voordat ze naar Nederland komen.

Sinds maart 2006 moeten niet-westerse migranten tijdens het inburgeringsexamen in eigen land aantonen dat ze enige kennis van de Nederlandse taal en cultuur hebben. Het examen wordt telefonisch afgenomen. Omdat de examendrempel te laag was, heeft het kabinet recentelijk besloten het examen te verzwaren.

Human Rights Watch vindt dat Nederland gezinshereniging voor specifieke groepen bemoeilijkt. "Deze maatregelen houden gezinnen gescheiden en lijken erop gericht te zijn bepaalde soorten mensen uit Nederland te weren", aldus Holly Cartner, in Europa verantwoordelijk voor de mensenrechtenorganisatie.

De organisatie constateert dat sinds de invoering van het examen de aanvragen voor gezinshereniging en gezinsvorming uit Turkije en Marokko sterk zijn teruggelopen. Dat zou niet alleen komen door de vereiste kennis van het Nederlands, maar ook door de kosten van 350 euro per examen.

Human Rights Watch vindt dat het integratie-examen in het buitenland moet worden afgeschaft. Het zou onvoldoende duidelijk zijn waarom sommige migranten wel een examen moeten afleggen en anderen niet. Die onderverdeling zou er ook toe kunnen leiden dat niet-westerse migranten "eerder vervreemden van dan integreren in de Nederlandse samenleving".