Turkse politici bedreigd vanwege genocide-kwestie

BinnenlandsNederlandse politici van Turkse komaf kunnen de genocide op de Armeniërs ten tijde van het Ottomaanse Rijk bijna niet erkennen, omdat ze vanuit hun eigen gemeenschappen worden bedreigd als ze dat wel doen. Dat schrijft De Telegraaf vandaag op de voorpagina. De discussie laait inmiddels zo hoog op dat sommigen vrezen voor hun leven. ''Bedreigingen zijn aan de orde van de dag'', aldus een welingevoerde bron die uit angst anoniem wil blijven.

In Turkije is het erkennen van de genocide taboe en kan het leiden tot gevangenisstraf. Vanuit Europa gaan er juist veel stemmen op die vinden dat Turkije tot erkenning moet overgaan, wil het ooit lid worden van de Europese Unie. Alhoewel het Europese Parlement dat niet als eis aan Turkije wil opleggen met betrekking tot toetreding tot de EU.

De discussie over de Armeense kwestie in Nederland ontwikkelt zich inmiddels ook tot een rel met Turkije, dat het schandalig vindt dat CDA en PvdA drie kandidaten van Turkse komaf van hun verkiezingslijsten hebben gehaald.

Gisteren gooide de Turkse Vereniging van Parlementariërs nog wat meer olie op het vuur. Ze kwam met de mededeling dat de voormalige kandidaat-Kamerleden van Turkse afkomst kunnen uitzien naar een erelidmaatschap, omdat ze weigerden te erkennen dat er in 1915 in Turkije volkerenmoord heeft plaatsgevonden.

Ottomaanse Rijk
De - al dan niet vermeende - genocide op naar schatting 800.000 tot anderhalf miljoen Armeniërs vond plaats in het Ottomaanse Rijk ten tijde van het regime van de Jonge Turken (1915 tot 1917). Volgens veel westerse historici is de moord op de christelijke Armeniërs in de nadagen van het Ottomaanse Rijk een bewuste zuiveringspolitiek geweest van de Turkse overheersers. Turkije ontkent dat al meer dan 80 jaar ten stelligste. Het land geeft toe dat er wel deportaties hebben plaatsgevonden waarbij doden zijn gevallen, maar die werden uitgevoerd omdat de Armeniërs heulden met de vijand.

De genocide wordt officieel erkend door onder meer België, Nederland, Libanon, Canada, de Europese Unie, Frankrijk, de Raad van Europa en Rusland.