De Westerbork Serenade

Bert (superworm)

Amsterdam, 1936 – zo ongeveer het dieptepunt van de diepste depressie sinds mensenheugenis. De werkloosheid was bizar hoog, de rijen bij de gaarkeukens bizar lang. In Rusland liep het bloed nog altijd door de straten, in Spanje bevochten ze Franco en de oosterburen hielden dat jaar Spelen vol onoprechte propaganda. Het was een tijd van deprimerende uitzichtloosheid en zoveel als mogelijk negeren van toekomstvrees.

Het was koud voor de tijd van het jaar, de knoppen wilden maar niet uitkomen. Uit de personeelsingang van de Bijenkorf kwamen rond zes uur 's avonds twee netjes geklede pubers lopen. Buiten zetten Nol en Max direct de kragen van hun jassen omhoog als beschutting voor de snijdende noordooster. Ze werkten op de afdeling calculatie, dus ze zagen dagelijks weinig van de glitter en glamour die het warenhuis in deze arme tijden te bieden had. Toch was er één lichtpuntje in hun leven: muziek. En dankzij dat lichtpuntje hebben beide jongens zojuist ontslag genomen.

Met de jaren zeventig en dertig-veertig als voorbeelden, lijkt het erop dat naarmate de tijden neerslachtiger zijn, de muziek vrolijker wordt. Het tegenwicht in de thirties bestond uit jazz, swing, bigband, rhythm and blues, upbeat gospel en country – in elk geval in Amerika. Zoals altijd bleef Nederland wat achter, maar van wat er wel 'van overzee' binnenkwam, werd gesmuld. Het werd gekopieerd, aangepast, geïncorporeerd in eigen stijl. Zo ook de toen 18- en 20-jarige Nol en Max.

Ze speelden Nederlandstalige liedjes met veel jazz en swing erin, met amusante teksten die volledig gezongen werden in een dik (nep) Amerikaans accent. Johnny en Jones, zoals ze zichzelf noemden, traden tot dit jaar al weleens op bij personeelsfeesten van de Bijenkorf. Bij één van die feesten werden ze in '34 ontdekt, waarna ze steeds vaker in kleine zaaltjes optraden in theaters, bioscopen en kroegen. Toen ze daarmee meer geld begonnen te verdienen dan met hun calculatorschap, was Bijenkorf snel bye bye.

Amsterdam, 1937 – Geen stormachtige kou meer voor Nol en Max. Hun varietésucces als Johnny and Jones zet door, als ze worden ontdekt door een populair radioprogramma van de VARA, dat zichzelf op de jeugd richt. Behalve live-optredens, worden veel van hun liedjes gedraaid. Steeds populairder worden ze – de krantenarchieven van toen staan vol met advertenties, hun show draaide vaak weken aaneen elke dag in bioscopen en theaters in Utrecht, Amsterdam en elders.

Amsterdam, 1938 – Een jaar voor The Ramblers een enorme hit hadden met “Wie Is Loesje” en ook “Wie Heeft Er Suiker In De Erwtensoep Gedaan” in het volksgeheugen opgenomen werd, viel de eer aan Johnny and Jones ten deel. Ze bevestigden hun status als eerste echte popidolen met hun hit “Mijnheer Dinges Weet Niet Wat Swing Is”. Het liedje werd grijsgedraaid en door eenieder meegeblèrd. De albums vlogen de toonbank over. Onderhand was heel 't land overtuigd van hun Amsterdamse humor en Amerikaanse flair.

Meneer Dinges weet niet wat swing is
Hij weet niet wat saxofoon voor een ding is
Omdat zijn radio kapot is
Wat voor de buren een genot is
Weet die Dinges niet wat swing of hot is

Domme Dinges, oh, domme Dinges
Weet jij nu nog niet wat jazz voor een ding is
Als jij je goed wil amuseren
Moet je de hi-de-ho studeren
Meneer Dinges, probeer de swing 's

Amsterdam, 1940 – De jeugdhelden gaven steeds meer en steeds grotere optredens, plaat na plaat werd uitgebracht, tot die fatale mei. Op de dag dat hun zevende plaat uitgebracht wordt, vallen de Duitsers Nederland aan. Ineens was Nol en Max' joodse afkomst belangrijk en mochten ze niet meer optreden voor niet-joods publiek. Geen nood, echter: veel jongeren naaiden zichzelf eenvoudigweg jodensterren op de borst, om alsnog naar de concerten te kunnen gaan. Dat ging goed, tot de anti-joodse maatregelen verscherpten en ook Amerikaans(-geïnspireerde) muziek verboden werd.

Amsterdam, 1941 – Het aantal keren dat hun namen in de kranten terug te vinden zijn, nam vanaf mei 1940 elke maand af, van (minstens) 110 keer in 1940 naar tientallen naar enkele keren, tot ze letterlijk verdwenen uit de geschreven (pop- en advertentie)geschiedenis halverwege '42. (Zie de printscreen van het KB-archief hiernaast. De Johnny's en Joneses die in '44 en '45 genoemd werden waren steevast buitenlandse militairen.) Toen optreden ze totaal verboden werd gingen ze verder als muziekleraars en bleven ze hopen op een doorbraak in het buitenland. Vergeefs, blijkt achteraf.

Amsterdam, 1943 – Nol, Max en hun twee vrouwen werden in september op klaarlichte dag van straat geplukt en weggevoerd naar Westerbork. Ze hadden gehoopt – en bleven ook in het kamp hopen – dat hun status als BN'ers ze uit de wind zou houden. Aanvankelijk gebeurde dat ook deels. Ze werkten samen bij de vliegtuigsloperij en mochten af en toe naar Amsterdam terug om aldaar gebrachte of neergestorte vliegtuigen uit elkaar te halen. Ook zongen ze in Westerbork voor de gevangenen (en bewakers). Kaartjes kostten 10 cent; het werd aangeprezen met “zoveel heb je nog nooit voor je geld gekregen”. Vanzelfsprekend moesten het wel Duitse liedjes zijn, in plaats van Amerikaanse. Beide heren spraken echter slecht Duits.

Amsterdam, 1944 – Halverwege het jaar mochten de twee opnieuw terug naar de hoofdstad. Ditmaal mochten ze ook wat liedjes opnemen (!) over het leven in Westerbork, die ze meenamen naar het kamp om zichzelf te blijven verkopen als artiesten. Maar één van de liedjes is achteraf nog gevonden en tegenwoordig te luisteren via YouTube: “De Westerbork Serenade.” De tekst is achteraf veel te wrang, om te kunnen genieten van het nummer als een normale ballad uit die tijd:

Ik geloof ik ben niet helemaal in orde
Ik ben met mijn gedachten er niet bij
Opeens ben ik een ander mens geworden
Mijn hart klopt als de vliegtuigsloperij

Ik zing mijn Westerbork serenade
Langs het spoorwegbaantje schijnt 't zilver' maantje op de heide
Mit eine schöne Dame, wandelend tezamen zij aan zijde
En mijn hart brandt als de ketel in het ketelhuis
Zo had ik het nooit te pakken bij m'n mammie thuis
Tussen de barakken kreeg ik het te pakken op de hei
Dieser Westerbork Liebelei...

Bergen-Belsen, 1945 – In september '44 werden Nol en Max met een van de laatste transporten alsnog weggevoerd uit Westerbork. Via Theresienstadt belandden ze in Auschwitz, waarna ze (ik neem aan wegens het Russische gevaar) naar Sachsenhausen, Ohrdruf en uiteindelijk Bergen-Belsen werden overgebracht. Net als Anne Frank, in hetzelfde kamp, lieten zij vlak voor het eind van de oorlog het leven als gevolg van uitputting. Johnny (ofwel Nol van Wesel) stierf op 26-jarige leeftijd op 20 maart, Jones (Max Kannewasser) als 28-jarige op 15 april. Op diezelfde 15 april bevrijdden Britse en Amerikaanse troepen het kamp.

Internet, 2013 – “Zonder de Duitse invasie waren Johnny and Jones nu negentigjarige beroemdheden geweest met duizenden swingende liedjes op hun naam,” quote de Joodse Omroep in een uitstekend achtergrondartikel over de twee. Gezien de kwaliteit en vrolijkheid van de overgebleven liedjes die ze al op jonge leeftijd maakten, is het bijzonder waarschijnlijk dat ze populair zouden zijn gebleven. Omdat ik vóór deze week nog nooit van ze gehoord had, en omdat daar helaas maar één wrange reden voor te vinden is, dit stuk: ter herinnering aan deze veel te vroeg overleden helden en pioniers van onze popgeschiedenis. Omdat wij onszelf beloofd hebben, “dit nooit te vergeten”. Bij dezen daarom deze herinnering.