Verdrietcrisis

Jean-Paul (Days-Of-Wild)
Gezeten op het bankje van het bushokje keek Wim mistroostig voor zich uit. Hij voelde zich een beetje zoals Herman, van dat liedje van Acda en De Munnik. Hoe heette dat nummer ook al weer? Hij was slecht in het onthouden van titels, maar hij wist altijd wel waar de CD stond in het rek, linksbovenaan gezellig tussen ABBA en AC/DC in. Je kunt slechtere buren treffen. Alles stond altijd alfabetisch op artiest en daarbinnen chronologisch, zoals het hoorde. Hij zou hem zo kunnen pakken, als hij hem nog had. Als hij al zijn CD's nog had. Herman had het maar makkelijk. Los van het feit dat hij verzonnen was had hij ook nog eens min of meer zelf voor zijn situatie gezorgd. Bij Wim was er voor zijn situatie gezorgd, in de vorm van een kredietcrisis die zich vermomd had als deurwaarder. En daar stond hij dan, op straat. Letterlijk. Waarom kwam die crisis nou ook niet in de lente of de zomer. Dan was het meestal lekker weer. Maar ja, "if it rains it pours", zoals de Engelsen zeggen.

Hij huiverde en dook dieper weg in zijn jas. Alles was hij kwijt. Zijn bedrijf, zijn huis, zijn auto, zijn leven. Alles. Zelfs zijn vrienden. Toen hij nog geld genoeg had waren ze overal om hem heen. Hij hoefde maar te bellen en ze kwamen. Vaak kwamen ze ook zelf aan, hoefde hij niet te bellen. Dan gingen ze wat eten, of wat drinken. Of beide. Hoe vaak hij niet de drankrekening betaald had. En ach, wat maakte het uit, hij had het geld nou eenmaal. En het was altijd gezellig. Maar het leek wel hoe meer zijn vermogen verminderde, hoe meer zijn vrienden een eigen leven begonnen te leiden. Opeens waren ze druk bezig. Hadden ze niet meer de tijd om naar hem toe te komen. En hij kon ook niet bij hun terecht. "Nee komt slecht uit, we zijn de boel aan het verbouwen". "Sorry Wim, er komt familie over uit de States. Andere keer, okay?" Eikels. Maar hij zou ze wel krijgen.

Hij had een tijdje niets van zich laten horen en toen één voor één zijn vroegere vrienden gebeld met de mededeling dat het weer wat beter met hem ging. Dat wilde hij graag met zijn vrienden vieren en of het niet leuk zou zijn als ze weer eens wat gingen eten. Nou dat wilden ze allemaal wel. Vreemd genoeg konden ze nu wel tijd vrijmaken. Wim zou het restaurant bespreken, maar omdat hij nog wat moest regelen zou hij er niet vanaf het begin bij zijn, zo vertelde hij. Maar geen nood, hij zou met het restaurant afspreken dat er hapjes zouden zijn en ze konden alvast met het voorgerecht beginnen en er zouden ook alvast wat flessen uit een goed jaar geopend worden. Hij zou wel aanschuiven. Wim werd nog kwaad als hij aan de gretigheid dacht waarmee ze instemden om te komen. Nou, die zullen een koekje van eigen deeg krijgen. Wim zou helemaal niet aanschuiven. Hij zou verscholen voor de deur van het restaurant gaan staan kijken hoe zijn vroegere vrienden kwaad het restaurant zouden verlaten als ze door hadden dat hij ze belazerd had en ze alles zelf moesten betalen.

Triest schudde hij zijn hoofd. Voor de deur van het winkelcentrum waar hij op uit keek zag hij een verkoper van de daklozenkrant staan. Nou ja verkoper... Hij had een krant in zijn hand, en als je hem twee euro gaf dan kreeg je een krant van hem. Hij voegde niet meer waarde toe aan het verkopen dan zo'n metalen bak waar je tegen betaling kranten uit kan halen. Nee, dan de verkoper die in het winkelcentrum stond waar hij vroeger altijd zijn boodschappen deed. Die had altijd een vrolijk woord over voor iedereen. Met hem mocht hij graag een praatje maken. Maar deze man kon alleen maar klagen. Dat ze de prijs opgetrokken hadden van 1,80 naar twee euro. En dat ie daardoor veel extra muntjes van twintig cent mis liep. "Ach meneer, laat maar zitten. Heb je wat extra's". En maar klagen. Van iedere twee euro die een verkochte krant opleverde was er één voor de verkoper. Dat is een marge van 50%. Zo'n marge had Wim in zijn hele leven nog niet gehad. Als hij dat vroeger had gehad dan... Dan had hij waarschijnlijk net zo goed op straat gestaan, alleen was hij dan nog meer geld kwijtgeraakt.

Hij kon zich niet voorstellen dat iemand zo weinig moeite deed om er iets van te maken. Alsof het verkopen van die kranten een straf was. Hij moest denken aan die muzikant met z'n contrabas die hij wel eens in de stad tegenkwam. Die had zo'n band met belletjes om zijn enkel, en het enige nummer dat Wim hem ooit had horen spelen was "Stand By Me". Zijn contrabas was afgeragd en had maar twee snaren. Je zou verwachten dat iemand die met het maken van muziek zijn brood moest verdienen wat meer aandacht aan zijn materiaal zou besteden. Af en toe wat nieuwe snaren kopen bijvoorbeeld, en ook het repertoire uitbreiden kan geen kwaad. Maar misschien was het helemaal geen muzikant maar gewoon een zwerver met een hele goeie gimmick.

Over zwerver gesproken, hoe heette dat nummer over Herman nou ook weer. Voor hij op weg ging naar het restaurant maar eens even langs de platenzaak lopen. Dan kon hij zich nog even opwarmen en dat nummer opzoeken. Hij keek op klok van de kerktoren en zag dat het al half zes was. Dan mocht hij wel opschieten. Hij stond op en stak de straat over. Op zijn hoofd viel een regendruppel. En nog een. "Nee he," mompelde Wim, "dat kan er ook  nog wel bij". Het begon harder te regenen. Pijpestelen. Dat mag niet, herinnerde hij zich een oud grapje. Het regent pijpestelen. Zonnestralen! Dat was de titel, "Het Regent Zonnestralen". "Verdomme" dacht Wim, "zelfs daarmee had Herman mazzel".