Magistrale manoeuvres in Moskou (1)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus.

Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Huizinga sr. kan hierdoor zaken doen met een transportbedrijf in Moskou, ''Novi Transport'' genaamd en geleid door ene Igor Proliv die hem staal kan leveren en ook kan zorgen voor het transport hiervan naar Nederland. Dat gaat een hele tijd goed tot er op zeker moment iets vreemds voorvalt. Hierop besluit vader Huizinga Fred, samen met zijn twee vrienden naar Moskou te sturen in de hoop uit te vinden wat er aan de hand is. Eenmaal daar aangekomen, maken de jongens kennis met Michael Motorin, een jonge Rus die Engels studeert. Ze vertellen hem over hun missie en gaan met hun vieren op onderzoek uit. Dan ontdekken ze dat ze langzaam maar zeker in een schimmige wereld terecht komen waar corruptie en afpersing hoogtij vieren, uitgevoerd door oud-KGB-ers, voormalig communistenbonzen en aan lager wal geraakte ex-officieren van het Rode leger. Een en ander leidt er zelfs toe dat de drie jongens, samen met hun Russische bondgenoot, in een grimmige gevangenis belanden. Als ze weer worden vrijgelaten, beseffen ze dat de missie in Moskou, die aanvankelijk heel eenvoudig leek, maar voor een deel geslaagd is. De gebeurtenissen in Moskou zouden slechts het begin zijn van een serie bizarre avonturen die de jongens in hun stoutste fantasie niet voor mogelijk hadden gehouden.

Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Vandaag kun je deel 1 lezen en de nieuwe delen komen elke zaterdag online.

Het komt zomaar uit de lucht vallen

Wat doet men op een stralende zaterdagochtend in juli? Dat verschilt van persoon tot persoon. De één slaapt eens lekker uit, de ander doet al die dingen waar hij doordeweeks niet aan toe komt en weer een ander zal zuchtend aan een klus in of om het huis beginnen, zich realiserend dat hij dat eigenlijk al veel eerder had moeten doen. Fred Huizinga was iemand die vond dat je altijd moest genieten van de zaterdag. Lang op bed blijven liggen vond hij maar niets ("zonde van de tijd," zoals hij het altijd uitdrukte als dit onderwerp ter sprake kwam). Hij was die ochtend dan ook vroeg opgestaan, had brood gehaald bij de bakker op de hoek en had op zijn gemak koffie gedronken. Daarna had hij zijn bovenhuis in de Utrechtse wijk "Ondiep" verlaten om op de stadsbus (lijn 6) naar het centrum te stappen. Eenmaal daar aangekomen, was hij naar de markt op het Vredenburg gelopen om bij zijn favoriete visboer een lekkerbekje te nuttigen. Vervolgens was hij bij boekhandel De Slegte op de Oudegracht geweest alwaar hij een alleraardigst boekwerk over zijn grote hobby modelspoorwegbouw had aangeschaft. Hij was op weg een goede vriend van hem, Peter Heygraaf, die hij al kende vanaf de middelbare school.

Peter woonde in een monumentaal huis in de Zuilenstraat; een rustige straat, op een steenworp afstand gelegen van het Domplein. Peters vader was advocaat van beroep en had zijn kantoor op de Maliebaan. Peter zelf studeerde rechten. Fred moest altijd glimlachen als hij aan Peter dacht: een uiterst secure jongen die altijd glashelder kon verwoorden waarin de kern van een probleem school. Nuchter als altijd, maar hij had één rare eigenschap: hij was bijgelovig.

Inmiddels was Fred de Oudegracht overgestoken en doorgelopen tot aan het Wed, een kleine smalle straat die vanaf de Donkere Gaard naar het Domplein voert. Precies op die hoek stond hij in dubio. Wat zou hij doen? Meteen doorlopen naar de Zuilenstraat of eerst nog een kopje koffie drinken in een van de vele cafés die zich in zijn nabijheid bevonden? Hij besloot het laatste te doen. Het zou beslist niet zo zijn dat hij bij Peter geen koffie zou krijgen, maar  hij wilde eerst op zijn gemak zijn zojuist aangeschafte boek doorkijken. ‘Dat ene kwartiertje maakt ook niet uit,’ bedacht hij terwijl hij in beweging kwam.

Het café, waar hij naar binnen ging, vormde het laatste pand van een rij die was gebouwd pal tussen de Donkere Gaard en de vier meter lager gelegen Oudegracht. Het was stralend weer; vrijwel alle gasten zaten buiten op het terras dat zich links van de ingang bevond. Aan een van de tafeltjes in de zaak zat iemand verscholen achter een krant. Nog voordat Fred de kans kreeg om een kopje koffie te bestellen bij de tapkast rechts achterin, liet de persoon zijn krant zakken om de volgende bladzijde op te slaan. Het bleek niemand minder te zijn dan Hans Verlinden, eveneens een goede vriend van Fred en Peter.

"Goedemorgen, Hans," sprak Fred met een brede grijns. Hans grinnikte wat en begon de krant, die hij aanvankelijk verder had willen lezen, op te vouwen: "Zo, oude makker, ook weer in het land?"Ik ben het land niet uit geweest," reageerde Fred laconiek. "Wil je nog koffie?" Fred wees naar het lege kopje dat voor Hans op het tafeltje stond. "Graag."
"Twee koffie," zei Fred tegen de man achter de tap. Deze ging prompt aan het werk en verklaarde dat hij de koffie wel zou brengen. Fred nam plaats aan het tafeltje en legde het keurig ingepakte boek hierop.
"Hoe gaat-ie?" vroeg hij nadat hij lekker onderuit was gaan zitten.

Hans haalde de schouders op: "het houdt niet over. Donderdag heb ik voor het laatst bij die bedrijfsvereniging gewerkt via het uitzendbureau. Gisteren heb ik nog eens met ze gebeld, maar ze hadden nog niets anders voor me."  "En nu zat je stiekem de personeelsadvertenties door te lezen," merkte Fred op terwijl hij naar de slordig opgevouwen krant wees.

Hans glimlachte flauwtjes: "och ja, je weet tenslotte nooit. Je weet dat ik graag werk in de administratieve sector, maar dat ik er niet aan moet denken om jaren en jaren op dezelfde stoel te zitten. Het uitzendbureau is wat dat aangaat de perfecte oplossing: werken bij verschillende werkgevers; soms twee maanden, soms drie maanden en een enkele keer een half jaar."

"Het moet je natuurlijk wel liggen," concludeerde Fred die er niet aan moest denken om regelmatig van het ene naar het andere bedrijf te vliegen waar je steeds weer opnieuw ingewerkt werd om dan na kortere of langere tijd te iets te horen te krijgen in de trant van: “heel erg bedankt voor alles, maar we hebben je niet meer nodig." "Aan de andere kant is het ook weer prettig dat ze nu even niets hebben," ging Hans verder, "want als uitzendkracht moet je vaak je eigen vakantie forceren."

Op dat moment werden twee koppen koffie op het tafeltje gezet. "Dank u wel," sprak Fred afwezig.

"Hoe bedoel je dat?" vroeg hij aan Hans. "Nou, het is eigenlijk heel simpel," antwoordde deze. "Bedrijven nemen uitzendkrachten in dienst omdat ze met drukte of onderbezetting zitten en dan kun je niet beginnen met te zeggen dat je de volgende maand er twee of drie weken tussenuit wilt. Mogelijk vinden ze dat prima, maar dan nemen ze een ander en die blijft dan gewoon in jouw plaats." "Op die manier," knikte Fred, "ik begrijp het."

Hans bromde iets onverstaanbaars en roerde in zijn koffie, waar hij zojuist melk en suiker in had gedaan. "Nou moet je niet denken dat het bij mij ook allemaal rozengeur en maneschijn is," liet Fred weten, "ik werk weliswaar bij de metaalfabriek van mijn vader op Lage Weide als medewerker verkoop, maar ik ben net zo goed als alle anderen maar een gewone werknemer. Als ik het in mijn hoofd haal om op een dag zonder geldige reden te laat te komen, dan staat hij ook heel demonstratief grimmig op z'n horloge te kijken."

"Zo is het overal wat," mompelde Hans, "wat zit er trouwens in dat pakje?” "Een boek over modelspoorwegbouw," antwoordde Fred. Hans nipte voorzichtig aan de hete koffie: "ik had het kunnen weten." Hij had dit op een beetje plagerige toon gezegd. Fred deed alsof het hem ontging.

"Ik ben trouwens op weg naar Peter," liet hij weten. "Heb je soms zin om mee te gaan?" "Ja, natuurlijk. Wat leuk; ik heb Peter al een tijdje niet meer gezien. Wilde je zo meteen gaan?" "Ja, zodra we de koffie opgedronken hebben." "Prima."

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!