Een nacht om nooit te vergeten

Daar stond ik dan. Midden in het bos. Het was donker, en koud. De wind huilde door de takken, ik zag geen hand voor ogen. Mijn enige houvast: een touw, gespannen tussen de bomen die ik probeerde te ontwijken. Stapje voor stapje kwam ik vooruit, voorzichtig de grond voor me aftastend met mijn voeten. Zou ik hier ooit nog uitkomen?

Ik had het aan mezelf te wijten. Het was slecht weer, thuis was het lekker warm en knus, naast mijn vrouw op de bank. Ik had thuis kunnen blijven. Maar nee, ik moest zo nodig op pad. Je bent schrijver, of je bent het niet. Een wandeling in het bos, in het donker, wie verzint er zoiets? Een lichte paniek maakte zich van mij meester. Het besef midden in het bos te staan drong nu echt tot me door. Zou ik in mijn eentje de weg terug nog wel kunnen vinden? Even er van uitgaande dat ik überhaupt uit dit duistere deel van het bos zou kunnen ontsnappen?

Een touw, een dun levenslijntje, was mijn enige houvast. Ik hoefde alleen maar het touw te volgen om de weg terug te vinden, zeiden ze tegen me, alvorens me het bos in te sturen. Het was aardedonker, totale duisternis heerste. Als ik het touw los zou laten, was ik reddeloos verloren.

Ineens drong het beeld van een gapende afgrond zich op, brandde zich op mijn netvlies. Wat als bij de volgende stap plots de grond onder mijn voeten verdween? Wat als ik mijn evenwicht verloor? Zou het touw me nog kunnen redden?

Nog voorzichtiger zette ik mijn voeten neer, aftastend of ik wel ondergrond kon bespeuren. Krampachtig hield ik me aan het touw vast, mijn knokkels trokken wit weg. Het zweet brak me uit, ondanks de kou. Ik zag de krantenkoppen al voor me: ‘Man gevonden in bos’. ’Mysterieuze verdwijning eindelijk opgelost’. ‘Hij lag op enkele meters van het pad’.

Ik ben het ultieme product van mijn tijd, niet meer in staat de weg te vinden zonder TomTom of Google Maps. Even dacht ik wolvengehuil te horen. Vast het product van mijn overijverige fantasie! Verder gaat het, stap voor stap en hand over hand. Even dreigt er weer paniek, als ik het touw even kwijt ben. Ah, het touw maakt een hoek van 90 graden. Juist ja.

Weer op weg, zigzaggend door het bos. Mijn ogen begonnen te wennen aan het donker, ik kon vage vormen herkennen. Bomen en struiken verworden al gauw tot enge monsters, het kraken van de takken maakt een onheilspellend geluid. Toch is het op de een of andere manier geruststellend, ik kan in elk geval weer iets zien. Ik hoorde stemmen! Nee, niet in mijn hoofd. Het waren andere stemmen, van andere mensen. Het was de groep waarmee ik het bos ingegaan was, die mij ook weer terug zou leiden naar de bewoonde wereld. Ik was gered! Het was een nacht om nooit te vergeten.