Lentekriebels voor de Kreukeltjes

 ‘Heb jij nog gestemd, Teutje?’, vroeg Carola, de kapster van Cosmo, terwijl ze bezig was met Teutjes permanent. ‘Ja, ik heb zeker gestemd, Carola. Er was een lekker ding bij de lijsttrekkers. Daar heb ik natuurlijk op gestemd.’ Carola grinnikte. ‘Nou Teutje, je bent niet de enige die op hem heeft gestemd. Ik heb ook op die lekkere Jesse gestemd.’ Nu was Teutje echter verbaasd. ‘Jesse? De mijne heet Thierry, hoor. Ik had een paar nachten geleden gedroomd dat hij in zo’n Bamigo de slaapkamer binnenkwam. Je weet wel, dat mannenondergoed waarin hun gereedschap zo goed uitkomt in de onderbroek. Ik dacht altijd dat ik wel genoeg had aan inlegkruisjes XXL, maar dat bleek verkeerd gedacht, het hele bed was drijfnat. Het leek wel alsof ik in mijn droom gesquirt had. Gelukkig slaapt mijn man tegenwoordig ergens anders.’ De dames moesten hard lachen. ‘Je kunt wel merken dat het deze week de week van de lentekriebels is’, zei Carola terwijl ze nog wat nagiechelde. ‘Lentekriebels?’, zei Teutje verbaasd, ‘die heb ik het hele jaar, hoor. Alleen Aloysius, mijn man,  heeft juist veel meer last van een continue winterslaap wat seks betreft.’ Carola keek Teutje aan met een blik van medelijden. ‘Arme jij.’

‘Aloysius. Is jou de laatste dagen niet iets opgevallen in de vrije natuur?’, vroeg Teutje terwijl ze een geschilde aardappel in de pan gooide. Aloysius keek op uit zijn krant. ‘Iets opgevallen in de vrije natuur? Ja, een behoorlijk koude harde wind.’ Teutje was een beetje geërgerd. ‘Nou, dan heb je niet goed uit je doppen gekeken, hoor. Alleen al in de tuin komt er van alles naar boven. Blauwe druifjes, hyacinten, narcissen, maar ja, dat zie jij natuurlijk niet want bij jou komt er nooit meer iets naar boven.’ Aloysius werd een beetje boos. ‘Nee, logisch dat er bij mij nooit meer iets naar boven komt. Een bij steekt toch ook geen tong meer in een verlepte bloem?’

Na deze laatste woorden bleek dat Aloysius nog een redelijk reactievermogen had, want hij kon nog net het Boeddhabeeldje ontwijken dat Teutje van het dressoir had gegrepen en in zijn richting had gegooid. ‘Wat ben je toch een hork, Aloysius!’, zei ze met een rode kop van woede, ‘het is deze week de week van de lentekriebels. En je weet het misschien niet meer, maar in de lente worden lammetjes gemaakt, verkrachten de woerden hun vrouwtjes en bouwen de vogels hun nesten. En dat allemaal door de lentekriebels. Maar jij voelt natuurlijk weer niets kriebelen.’

Teutje had er genoeg van dat haar man geen enkele poging meer deed om haar eens lekker te verwennen. Ze voelde al duidelijk de lentekriebels in haar buik, maar Aloysius merkte droogjes op: ‘Het is dan wel lente, maar ook de dieren hebben nog geen seks met elkaar, hoor. Ik heb deze week nog drie padden dood gereden die aan het trekken waren.’  Alleen Aloysius moest om zijn eigen grapje lachen. Teutje hield zich maar in en dacht aan die lekkere natte droom die ze had gehad. Er was inmiddels wel een plan in haar opgeborreld. Nu het toch over dieren en lente gaat en de verkiezingen net achter de rug zijn, kunnen we het gerust plan B. noemen. Maar als het zou werken dan zou Teutje haar onderbuik voldoende kunnen verwennen en niet alleen met lentekriebels.

Aloysius had een vermoeiende dag op kantoor gehad en toen hij naar huis reed, was hij ook nog eens in de file terecht gekomen. Hij had dus niet een echt een lenteachtige bui toen hij de sleutel in het sleutelgat van de voordeur stak. Na drie keer naast het gat te hebben gestoken zat de sleutel er in. Als Teutje er bij was geweest zou ze ongetwijfeld een snerende opmerking hebben geplaatst, maar Teutje was met het eten bezig in de open keuken. Dat kwam goed uit, want Aloysius had een honger als een paard. ‘Wat eten we, Teutje?’, vroeg hij nieuwsgierig. ‘Je lievelingskostje, Aloysius. Hutspot met gehakt.’ Aloysius had meteen een betere bui.

Even later zaten ze te genieten van de peen en uien. Teutje bedacht dat het wel symbolisch was dat haar man zo van hutspot hield, want het was al lange tijd uien met zijn peen. Maar daar had ze nu wat op gevonden. Als het goed was dan zou hij over een paar dagen een lekkere dikke winterpeen krijgen zonder er iets voor te hoeven doen. Je kon gelukkig op internet alles kopen wat je maar wilde en Teutje had dat gedaan. Achterin het keukenkastje stond nu een potje met negentig capsules. Als je als man iedere dag een capsule innam dan had je na een paar dagen een asperge die nog sneller groeide dan kool. En er zat nu een pilletje fijngestampt in de gehaktbal van Aloysius. Om er zeker van te zijn dat hij de juiste bal kreeg had Teutje de ballen alvast op de borden gelegd.

Zo zat er bij Aloysius iedere dag een pilletje ergens in zijn eten verstopt. Maar een week verder merkte Teutje nog niet dat Klein Duimpje in een Reus was veranderd bij Aloysius. Hij bleef gewoon iedere dag zijn krantje lezen als hij thuiskwam, at zijn eten en ging daarna tv kijken of met zijn postzegelverzameling aan de slag. Teutje had nu juist gehoopt dat hij eens aan iets anders zou gaan likken dan aan Koningin Juliana of een ander oud wijf dat in zijn verzameling zat. Teutje wist echter niet dat de pilletjes alleen maar helpen als de man opgewonden is en Aloysius was zelfs nog niet opgewonden als Teutje haar sexy negligé aan deed en heupwiegend naar de bank liep waar Aloysius een boekje zat te lezen. Voorlopig had ze dus haar kriebels maar met wat hulpstukken bevredigd.

Tot vrijdag. Die dag moest Aloysius met het openbaar vervoer naar zijn werk, want de auto startte niet. Toen hij van zijn werk naar huis ging, was de trein zo vol dat de mensen als haringen in een ton zaten terwijl ze stonden. En Aloysius bleek vlak achter een meisje van een jaar of achttien te staan. Dat meisje was echt lenteachtig gekleed. Vooral haar fruit was goed te zien vanaf de plaats waar Aloysius zich bevond. Bovendien stond hij zo dicht achter haar, dat hij met Klein Duimpje tegen haar lieftallige rondingen aan stond. En toen gebeurde er iets waardoor hij toch op de een of andere manier iets naar achteren moest omdat zij anders naar voren zou worden geduwd op een manier die ze vast niet zou waarderen. En het wonder dat was geschied ging niet meer weg. Aloysius spoedde zich dus zo snel mogelijk naar huis om zijn enorme staf weer tot een slang om te toveren. Hij wist niet hoe snel hij binnen moest komen, stak de sleutel in één keer goed in het slot, stormde de huiskamer binnen waar Teutje net haar Margriet zat te lezen en riep: ‘Snel schatje. Kleed je uit. Ik wil je hier op de bank, want ik hou het niet meer.’ Teutje keek haar man met grote ogen aan. Eindelijk was het dan zover. Haar plan B. werkte dus. Maar ze wist ook wat anders en met een stem waarin de teleurstelling te horen was, zei ze:‘Dat komt nou net niet goed uit, Aloysius. Ik gebruik tegenwoordig wat anders, maar laten we maar zeggen dat er een touwtje uit mijn brievenbus hangt en dat je daarom juist niet naar binnen kan.’  

Met dank aan Harry64 voor het idee van het touwtje.