Respect loont

Onlangs werd er een Nederlander opgepakt in Myanmar voor het verstoren van een boeddhistisch ritueel. Hij trok tijdens dat ritueel de stekker uit een versterker en betrad ook nog een tempel met zijn schoenen aan, terwijl dat verboden is. Nota bene in Myanmar, dat nog maar net van zijn dictatuur af is. Hij ging niet even naar de mensen die de herrie maakten om met hen te overleggen, nee, hij liep gewoon naar binnen en trok de stekker uit de versterker. Voor hetzelfde geld was hij gelyncht, want het was in de ogen van de autochtonen heiligschennis. Soms zijn Nederlanders wel erg eigenwijs.

Klaas Haytema is trouwens niet de enige Nederlander die zoiets overkomt. Nederlanders in het buitenland denken blijkbaar dat de mensen in het land waar ze te gast zijn, zich maar aan de Nederlanders moeten aanpassen. En dat is niet alleen maar in Spanje zo, waar je op veel plaatsen aan de kust een patatje oorlog en een broodje kroket kunt bestellen. Daar hebben de Spanjaarden zich alleen maar voor hun eigen gewin aangepast, dat wel.

In Maleisië waren ze vorig jaar boos op twee Nederlanders die naakt poseerden en plasten op de heilige berg Mount Kinabalou. Het waren bergbeklimmers en ze maakten deel uit van een groep. De hele groep is toen opgepakt. Een paar dagen na het poseren en plassen was er namelijk een aardbeving waarbij twintig mensen omkwamen en een stuk van de berg afbrak. Dat werd toen met de handelingen van de groep in verband gebracht. In eigen land kun je al niet zomaar ergens naakt poseren en wildplassen, laat staan in een islamitisch land.

Het kan ook anders.

De eerste keer dat mijn vrouw en ik in de tropen gingen fietsen was met een groep. Het was een fietsreis door de Gouden Driehoek in Thailand. We wilden eerst wel eens kijken hoe het zou gaan en daarom gingen we onder begeleiding en met een groep. De jaren daarna gingen we op eigen gelegenheid omdat we tijdens die eerste reis hadden gemerkt dat zoiets redelijk makkelijk te doen was, als je je maar goed voorbereidde.

De fietsreis liep vanaf Chiang Mai naar de grens met Myanmar en van daaruit naar Chiang Saen waar het drielandenpunt van Thailand, Myanmar en Laos is. Daarna ging de reis verder naar Chiang Rai en Lampang. Tussen die laatste twee steden moesten we in een stadje overnachten dat Phan heette. In Phan was toen maar één hotel en dat was tevens een gokhol en bordeel.

Meteen toen we aankwamen roken we een pislucht, en de kamer op de eerste verdieping zag er ook niet uit. Het was duidelijk een peeskamertje. Nog duidelijker was dat toen ik, na de fiets ergens te hebben gestald, terugkwam in dat kamertje en er een oud vrouwtje op het bed zat dat me meteen bij mijn arm pakte. Ik had wel eens wat gehoord over lekkere malse Thaise vrouwtjes, maar dit was er eentje die dik over de datum was en dus heb ik haar de kamer uitgewerkt.

Het tweepersoonsbed zag eruit alsof er een kudde olifanten op was klaargekomen. Gelukkig waren wij daarop voorbereid. We hadden eigen lakenzakken bij ons, maar geen kussenslopen. Die moesten we nog even proberen te kopen in dat stadje en wonder boven wonder lukte dat. Toch zei ik tegen mijn vrouw dat ik daar alleen maar kon slapen als ik goed dronken was en of dat zou lukken betwijfelde ik, want we zaten in de middle of nowhere. Natuurlijk zou er in dat gokhol beneden de hotelkamers wel alcohol worden geschonken, maar daar wilde ik me niet binnen wagen. Er liepen daar allerlei ongure types rond.

We waren echter wel blij met onze kussenslopen en geheel tevreden gingen we dus met de rest van de groep uit eten. Er was wel een krakkemikkig restaurantje, dus dat lukte. Helaas hadden ze daar geen alcohol.

Na het eten wandelden we met een paar mensen van de groep nog even door het stadje. Het was een stadje waar de tijd minstens een eeuw stil was blijven staan. Het leek een beetje op een stadje uit een oude Western. Er kwam ieder uur een man die de tijd aangaf door op de lantaarnpalen te slaan met een stok. Vroeger had je die in Nederland ook, maar dat is al heel erg lang geleden en zelfs ver voor mijn tijd.

Op een gegeven moment kwamen we aan de rand van het stadje en hoorden we muziek. Nou, muziek, we dachten eerst dat er een nest krolse katten aan het ruzie maken was, maar het geluid bleek uit een krakkemikkige luidspreker te komen. We gingen kijken en het bleek een feest waar zowat alle inwoners van het stadje aanwezig waren, behalve de mensen die in het restaurant werkten en waarschijnlijk de man die op de lantaarnpaal moest slaan.

We werden uitgenodigd, want zo vaak kwamen daar geen toeristen. Het bleek een feest dat werd gegeven door de burgemeester en de sheriff. En er werd gedronken. Wat heet. Men had bamboebuizen met daarin eigengestookte whisky met een zeer hoog alcoholpercentage. Dat stoken was waarschijnlijk illegaal gebeurd, maar als de burgemeester en de sheriff het goed vonden, kon het geen kwaad.

We verstonden natuurlijk geen fuck van wat er allemaal werd gezegd en de muziek was niet om aan te horen door die krakende luidsprekers, maar we hadden een bamboebuis gekregen en dus vermaakten we ons wel.

Aan het slot van het feest werd het volkslied gespeeld. Dat vermoedden we tenminste, omdat iedereen ging staan. Wij gingen dus ook maar staan en dat bleek een prima idee. De burgemeester en de sheriff vonden dat zo geweldig dat we allemaal een enorme bamboebuis met whisky meekregen voor in het hotel.

Ik heb nog lang op de veranda van het hotelletje gezeten met mijn bamboebuis. Aan de overkant knipperde een neonlicht en onder de veranda klonk de herrie van de gokkers, maar ik had het ontzettend naar mijn zin en heb later ook uitstekend geslapen. Zo zie je maar dat het tonen van respect voor de cultuur in zo’n land veel lonender is dan de stekker uit een versterker trekken omdat je last hebt van de muziek.