Dodelijk verleden 47

Ik sliep wanneer ik voelde te moeten slapen. Ik wist niet hoelang ik hier nu zat. Ik had het gevoel dat het eerder dagen waren dan weken. De deur ging open, ik knipperde nog wel met mijn ogen, maar mijn lichaam had geen zin meer om in beweging te komen. Ik hoorde hoe ze de neergezette borden en koppen weer weghaalden. Ik hoefde niet te voelen of er nieuw voedsel was neergezet, ik rook het. Het ritueel ging maar door. Iedere keer werd er vers voedsel en drinken neergezet, ik liet het onaangeroerd.

Mijn lippen begonnen zeer te doen. De notie van tijd was mij ontgaan. Misschien zat ik er al maanden, misschien weken. Ik droomde prachtige dromen waarin de beelden die ik zag mij verwarmden omdat Ralf er een grote rol in speelde, of Cinthia. Ik ging steeds verder terug in mijn leven. De duisternis om mij heen was nu alleen nog een geschenk, soms was ik er mij van bewust dat mijn ogen open waren terwijl ik droomde omdat ik wakker schrok en voelde hoe droog mijn ogen waren. Wakker schrok van de deur die nog steeds opengerukt werd en de volle borden en bekers die weggehaald werden. Ik rook het eten niet meer en zonk weer snel weg naar mijn dromen. Steeds verder terug in de tijd. Ik zag mijn ouders, mijn moeder, zo’n intelligente vrouw met veel stijl en charme. Mijn vader als dokter, neuroloog, ik rook hem, zo’n zware mannengeur. Door hem ben ik medicijnen gaan studeren en hij hielp mij iedere avond met mijn studie. Ik zonk steeds dieper weg in mijn onderbewustzijn. De situatie om dit te doen was dan ook perfect: absoluut geen prikkels van buitenaf, geen voedsel of vocht meer tot je nemen. Mijn lichaam was aan het afsterven terwijl mijn geest er alles aan deed me te laten overleven door mijn overgebleven bewustzijn constant te voeden met beelden uit allerlei lagen van mijn herinneringen, ook de diepste en de meest verborgen herinneringen. Ik zag mezelf lopen als tienermeisje, rokken tot op de knieën en grote onderbroeken. Ik glimlachte in het besef dat ik ze nu alleen droeg wanneer ik ze kreeg of wanneer ze voorhanden waren.

Steeds verder en dieper ging ik terug. Soms dacht ik er werkelijk te zijn, in mijn dromen. Ik rook mijn omgeving, de zeelucht in het grote huis aan de kust van Scheveningen. Mijn vader wilde mij altijd heel dicht bij zich hebben, vandaar dat ik bij ieder feestje, hoe jong ik ook was, aanwezig was. Ik was een jaar of zes schatte ik en ik merkte dat het nu moeilijker werd mij te concentreren. Ik werd onrustig in de kleine ruimte waar ik nu was en probeerde mij om te draaien. Nu pas voelde ik hoe stijf ik was geworden. Ik rook het voedsel weer even maar schonk er geen aandacht aan.
Soms werd mijn droom ruw onderbroken door de harde ontgrendeling van de deur. Ik werd de werkelijkheid weer ingetrapt. Weer werd er waarschijnlijk voedsel en drinken neergezet. Instinctief hield ik mijn ogen stijf dicht omdat het licht mijn netvlies zou kunnen beschadigen. Ik had totaal geen besef hoe slecht het fysiek eigenlijk met mij ging terwijl mijn geest en onderbewustzijn er werkelijk alles aan deed om mij in leven te houden. Ik zonk weer weg en wilde dat ook steeds sterker. De beelden werden steeds werkelijker. Ik zag en voelde nu hoe Isolde mij weer oppakte en mij knuffelde tijdens een feest in een kleine kamer naast de zeer grote ruimte ernaast, waar het feest was. Haar blonde lange haar in een knot. Beelden die ik nog zo goed herinnerde in mijn tienerjaren en mijzelf beloofde nooit meer te vergeten. Maar ik was ze wel vergeten, tot nu.

Mijn vader had voor alle vrouwen tijdens de feesten aandacht, zag ik in mijn dromen, behalve voor mijn moeder. Hij danste slechts een keer met haar op zo’n avond en dan meestal in het begin, op deze avond ook. En verder danste hij met wel tien verschillende vrouwen. Allemaal keken zij op een zelfde manier naar hem. Hij was een knappe, grote man. Hij had een woeste blik in zijn ogen en zijn ruige, donkere haren waren bijna altijd ongekamd omdat ze te krullerig waren. Hij was breed, lachte zijn parelwitte tanden bloot terwijl hij danste met sommige van de vrouwen. Soms danste hij achterelkaar met een vrouw en soms maar een dans. Ik was toen oud genoeg om er in een hoekje van de ruimte bij te mogen blijven. Mijn moeder had mij vooraf duidelijke instructies gegeven hoe ik mij moest gedragen en waar ik wel mocht zijn en waar absoluut niet. Je zag wanneer vrouwen bij hem in de smaak vielen. En soms was hij uren weg en merkte ik alleen mijn altijd lachende moeder op die de perfecte gastvrouw speelde. Mijn vader was geweldig naar mij, ik voelde mij warm worden wanneer ik de beelden voorgeschoteld kreeg van mijn onderbewustzijn dat hij met mij danste. Eerst nog toen hij mij op moest tillen en later als tiener. Hij danste graag. Op de vele feesten danste hij met mij ook toen ik een jaar of zestien was. Ik was gek op hem, op mijn moeder veel minder. Ik kreeg geen hoogte van haar en voelde mij als kind vreselijk ongemakkelijk als zij in mijn buurt was. En de schaarse keren dat ze mij op wilde tillen, waarschijnlijk om mij te knuffelen, zette ik het steevast op een hard en penetrant gehuil. Ze deed het niet met haar hart maar omdat ze zelf soms ook gevoeld moest hebben dat er een band moest zijn tussen ouders en kind. Ze besefte niet dat deze band alleen hecht en echt kon zijn wanneer het uit het diepste van jezelf kwam. Ik mocht haar niet; haar geur niet, haar huid niet en ook haar ogen gaven mij niets, alleen vertwijfeling en wantrouwen.

Ik was weer in mijn tienerjaren, ik schat een jaar of achttien, toen ik mijn vader de vragen ging stellen waardoor hij zich ongemakkelijk ging voelen. Toch vroeg ik het.
‘Is mama mijn moeder wel?’ vroeg ik.
‘Wie zou het anders moeten zijn, lieverd?’ zei hij terwijl hij naar de pas geboende vloer in de keuken keek. Ik pakte een glas, opende de koelkast en schonk mijzelf melk in. Na een paar teugen keek ik hem weer aan. Hij droeg het uitgaanstenue van het leger. Ik wist wel dat hij in zijn vroege jaren een kolonel in de landmacht was geweest en dat hij graag pronkte met dit prachtig tenue. Hij droeg het alleen met officiële gelegenheden, bijvoorbeeld wanneer er royals kwamen. Mijn moeder was ziek en ging niet mee, ik wel. Ik was al helemaal opgedoft. Zoals gewoonlijk droeg ik de duurste couture van een van de bekendste Nederlandse modehuizen.
‘Ik weet het niet, pap, wij lijken ook niet op elkaar. Ik heb ook nooit een band met haar gehad en dat weet jij ook. Je kunt het mij nu wel zeggen,’
‘Wat moet ik zeggen, lieverd, wij zijn je ouders.’ Hij kwam naar mij toe en kuste op een liefdevolle manier mijn voorhoofd. Ik voelde diezelfde warmte weer. Ik besloot het niet op de spits te drijven. Ik zou het later nog wel een keer vragen, wellicht in een andere setting.

Het feest was groter dan groots in een waanzinnig mooi oud kasteel. Protseriger dan alle feesten waar ik tot dan toe geweest was. En na alle officiële verplichtingen stelde mijn vader mij voor aan wat jonge mannen die hij kende. Hijzelf verdween, zoals altijd. De jonge mannen praatten veel, maar er was niets wat mij boeide. Ik begon mijn vader te zoeken tussen de ongeveer duizend gasten. Meer dan ooit wilde ik hem zoeken, als een klein kind dat zijn ouders kwijt is. Iets trok mij in dit gevoel. Het maakte mij vreselijk onzeker. Alle gasten begonnen op monsters te lijken. Ik herkende mijn vaders uniform en lichaamshouding uit duizenden en zou dat nu nog doen. Hij stond in een gang op de tweede verdieping van het kasteel. Er liepen nog wat gasten, maar die verdwenen. Ik zag alleen mijn vader in de hoek staan met twee onbekende handen op zijn schouders. Ik zag dat ze elkaar innig kusten. Ik liep ernaar toe en was helemaal niet bevreesd, ik wilde weten. Ik wilde weten wie deze vrouw was.
‘Pap!?’ riep ik toen ik nog tien meter van hem vandaan was. Hij draaide zich geschrokken om, toen zag ik de vrouw.
‘Greta?’