Dodelijk verleden 36


Ik vroeg mij oprecht af hoe het nu verder moest. Ik zag Cinthia niet meer, de boot was uit mijn zicht verdwenen en ik had mij nog nooit zo leeg gevoeld. Het enige wat ik hoopte was dat Cinthia genoeg gezien en gehoord had om eventuele strategieën te smeden met weet ik veel wie. Misschien wel een nieuwe Van Schie of Harm. Zij had nu inside information die anderen niet snel zouden kunnen verzamelen. Ik dacht na, met mijn voeten op een tafel in de ruimte waar gegeten werd. De man die de naam Carlos uitgesproken had toen Carlos aan boord van de kleine boot stapte, kwam binnen. Dick kwam tegelijkertijd binnen. De voor mij nog onbekende beveiliger moest met Carlos meegekomen en achtergebleven zijn. De hand van Dick verdween in de binnenzak van zijn colbert. De beveiliger stond voor mij en intimideerde mij door mij op een onverschillige manier aan te kijken. Ik stond op en met mijn gezicht vlak voor dat van hem wist ik dat ik nu overtuigend moest zijn. Ik wist dat Dick mijn back-up was.
‘En nu? Ben jij het kleine kaboutertje dat op mij moet passen?’ zei ik terwijl er een boom van een man voor mij stond. Ik schatte hem twee meter met een winterjas van spieren aan. Hij keek schuin naar Dick die nog steeds zijn hand in zijn binnenzak had. Op dat moment haalde ik zo hard mogelijk uit met vlakke hand in zijn gezicht. Toen mijn hand zakte, voelde ik mijn handpalm branden, ik verbeet de pijn. Zijn hoofd sloeg naar rechts, de linkerkant van zijn gezicht kleurde direct rood.
‘Teringwijf! Ik schiet je kapot!’ schreeuwde hij en laadde zijn wapen door en drukte dat tegen mijn voorhoofd. In mijn ooghoeken zag ik dat Dick zijn wapen getrokken had. Ik had Karl niet eens zien binnenkomen, maar ook hij richtte zijn wapen op de beveiliger.

‘Weet je het zeker, kaboutertje? Oppaskaboutertje? Je hebt twee seconden om je loop uit mijn gezicht te halen. Zo niet, dan ga jij op dit schip meemaken wat een hel op aarde is, snap je?’ Hij liet zijn wapen in drie seconden zakken. Hij had een verbeten uitdrukking in zijn gezicht. ‘Dommerd, je begrijpt toch wel dat als Carlos mij in leven laat jij dat helemaal moet doen! Je hebt de hersens ter grote van een klein pistooltje, laten we zeggen een 22 kaliber. Probeer nu niet ineens een kanon te zijn.’ Karl kon er wel om lachen. Ik duwde de beveiliger naar een stoel, hij ging zitten en deed nog steeds heel stoer, maar ik zag in zijn ogen dat ik hem gebroken had, voorgoed. ‘En waar ben jij dan al die tijd geweest, Karl?’ riep ik hard, ik had hem gemist.
‘Geloof het of niet, ik had behoefte aan slaap, veel slaap. Die schouder deed verdomd zeer.’ Ik liep naar hem toe en zoende hem op zijn mond. Ik zag Dick even kijken en wist nu dat dit hem een beetje rauw op zijn dak leek te vallen, maar schonk er geen aandacht aan. ‘Ik ga zo naar je schouder kijken.’

‘Wat is je naam, kaboutertje?’ vroeg ik terwijl ik weer naar de beveiliger toeliep.
‘Giuseppe.’
‘Giuseppe, jij wordt de manager van de beveiligers.’
‘Maar dat is Victor al.’ Victor kende ik wel, hij was ook de kapitein van de veroverde schepen.
‘En ik zeg dat jij dit vanaf dit moment bent. Stuur ze aan. Ik regel het wel met Victor. Ga hem maar halen’, zei ik en zag dat er een ander soort uitdrukking in zijn gezicht kwam, zoals ik al vermoed had. Zijn absolute gedrevenheid en trouw naar Carlos zou zich nu ook naar mij keren met als gevolg dat ik geen ogen meer in mijn rug hoefde te hebben. Ik kende Victor, hij was van hetzelfde kaliber als Karl. Victor kwam binnen.
‘Victor, Giuseppe wordt de nieuwe manager van de beveiligers, problemen mee?’
‘Helemaal niet, voor mij betekent het wat meer slaap’, zei hij terwijl hij een glimlach probeerde te onderdrukken, ik gaf hem wel mijn glimlach.
‘Weet je ook waarom ik dit doe?’
‘Jij bent de nieuwe baas hier, is mijn mening hierover belangrijk?’ zei hij terwijl dat woordje baas mij irriteerde.
‘Wel als ik het vraag. En omdat jij niet alleen de manager was maar ook omdat je kapitein bent. Die twee functies zijn lastig te verenigen, vind ik.’ Dick vond deze spelletjes vermoeiend, ging op een tafeltje zitten en stak een sigaret aan.
‘Luister baas’, ging hij verder, ik onderbrak hem.
‘Geen baas, Mc Craw’, zei ik kort.
‘Mc Craw, ik verdien nu vijftigduizend dollar per maand’, ik zag Giuseppe schrikken, ‘Waar kan ik dat nog meer verdienen? Denk je dat het belangrijk voor mij is wat ik hier ben? Wat ik weet is dat jullie een kapitein nodig hebben. Jullie zouden hopeloos verdwalen. Maar of ik het hoofd van de beveiligers ben? Zal mij mijn reet roesten, als u begrijpt wat ik bedoel.’ Ik begreep hem precies.
‘Karl, Dick en jij worden mijn ogen op het schip en voor alles wat er gebeurt. Jullie rapporteren direct aan mij en niet eerst aan iemand anders. Zo houden we het leefbaar hier.’ Ik keek Giuseppe aan. ‘Giuseppe, wat verdien jij nu?’
‘Tienduizend per maand.’
‘Dat wordt dertigduizend. Mits…’ Nadat zijn gezicht even licht leek te geven, zag ik nu weer even een grauwheid. ‘Mits je je manschappen in toom houdt. Geen drank en vrouwen uit de productielijn, als je begrijpt wat ik bedoel. Denk er eens over na hoe je dit dan wel op gaat lossen met je mannen. Ik begrijp van mannen dat ze zo af en toe moeten kunnen neuken.’ Dick glimlachte, net als Karl.

‘Dick, heb jij wat aan Karls hulp? Ik wil hem niet gewoon diensten laten draaien die de beveiliging draait.’ Dick keek Karl aan.
‘Hoe zit het met je wiskunde, Karl?’ vroeg Dick.
‘Ik was er sterk in tijdens mijn studie.’
‘Oké, dan heb ik wat aan hem, Mc Craw.’ Ik had er nog steeds moeite mee dat ik mijn eigen naam kwijt was. Ik knipoogde naar Karl hij kwam naar mij toe en bracht zijn lippen naar mijn oor.
‘Dank je Martha, dank je.’
‘Ik hou van je klootzak’, zei ik. Naar de afzinkpunten in zee van de drugs navigeren was een nauwkeurig rekenkundig klusje ook voor de schepen die de drugs ophaalden.

Ik stond op de brug van het schip, zo’n vijftien meter boven het dek, en kon zo alles zien wat er zich op het dek afspeelde. De beveiligers keken mij soms aan, vaak knipoogden zij tegen mij. Ik wist dat Giuseppe goed over mij gesproken had. Op dit schip kon ik mij geen vijanden veroorloven, erbuiten zou mij voorlopig aan mijn reet roesten. Ik riep de vrouwen in de productielijn een voor een bij mij. Ze mochten zeggen wat ze kwijt wilden. Het belangrijkste vond ik dat Giuseppe een oplossing ging vinden de vrouwen in de productielijn niet meer te gebruiken voor de seksuele gerieven van de beveiligers. Na vier dagen kwam hij, Giuseppe, mijn kantoor binnen, een van de meest luxe hutten van het schip. Mijn nieuwe status moest de beeldvorming van anderen voeden, vond ik.
‘Ik heb acht vrouwen gevonden die een maal per maand aan boord komen. Ik wilde je daar om toestemming voor vragen.
‘Afgewezen Giuseppe’, zei ik resoluut. Ik zag hem schrikken.
‘Maar wat wil je dan?’
‘Ik wil dat je zelf ook nadenkt. Waarom zou ik dit weigeren?’ Hij keek strak voor zich uit en keek mij niet aan.
‘Het zijn misschien telkens andere vrouwen?’
‘Het feit dat je dat niet weet alleen al, Giuseppe. Ik wil maximaal vier vrouwen hier aan boord, permanent. Ik wil ze screenen voordat ze aan boord komen. Ze krijgen dezelfde status als de vrouwen in de productielijn. Ik wil geen vreemde vrouwen aan boord, geen vreemden sowieso. Het worden gastvrouwen en ze koken ook voor jullie. Ze verzorgen jullie in de breedst mogelijke zin van het woord. Jullie hebben hier recht op. Geen vrouwen meer uit de productielijn. Er was te veel gekloot op Alfredo’s schepen, dat wil ik verminderen, ik wil het zelfs voorkomen en daarna uitsluiten. Geen gekloot, alles gaat en is professioneel. Snap je, Giuseppe?’
‘Ik snap het, en zo gaat het ook gebeuren, Mc Craw.’ Er klonk een mitrailleursalvo.
‘Verdomme, wat nou weer!’ schreeuwde ik. Giuseppe ging direct voor mij staan, het gaf mij wel een veilig gevoel. Maar wat nu weer?