Dodelijk verleden 19

Ik dacht werkelijk dat ik in een gekkenhuis beland was. Zou alles weer van voor af aan beginnen? Moest ik weer een ontsnapping verzinnen?
‘Breng haar naar Sattam’, zei de namaaksjeik. Hij mag niet doodgaan. Ik vond hem er van de week een paar keer heel slecht uitzien. Jij wordt verantwoordelijk voor zijn gezondheid en ik waarschuw je: probeer hier die geintjes niet uit te halen die je in de bunker hebt uitgehaald, want ik flikker je zonder pardon de oceaan in, begrepen?’ De namaaksjeik keek mij met een rare, woeste blik aan met zijn gezicht ongeveer tien centimeter van dat van mij vandaan. Hier was ik inmiddels niet meer van onder de indruk. Ik glimlachte een beetje. Jochem had dezelfde achterlijke imponeerstreken. Gui pakte mij hard bij mijn arm en trok mij de ruimte uit.
‘Zeg boerenlul, ik kan zelf wel lopen’, sneerde ik hem toe.
‘Jij bent je geluk hier zo verschrikkelijk snel aan het opgebruiken, vrouwtje. Ga zo door en je pist straks azijn.’
‘Ik hoop in jouw ogen.’ Hij duwde mij door gangen heen. Ik keek naar rechts en zag door een glazen vloer honderden naakte vrouwen werken aan lange tafels. Ik begreep direct dat ze drugs aan het versnijden waren. ‘Een gigantische drugsfabriek midden op de oceaan. Geen nieuwsgierige politie, en voor zover de andere autoriteiten konden nagaan, was dit een schip van een legitieme sjeik. Ongelofelijk!

Ik werd door Gui een chique ruimte in geduwd en zag direct een persoon in lange gouden gewaden op een groot bed liggen. We waren de enigen in de grote ruimte. Hij werd wakker toen ik naar binnen gesmeten werd en probeerde rechtop te zitten, maar had er moeite mee. Ik hielp hem. Hij keek mij recht in de ogen. Die van hem leken gebroken en waren bloeddoorlopen.
‘Kun jij mij uit deze hel halen? Ik zal ervoor zorgen dat je je leven lang nooit meer iets te kort komt. Jij en je hele familie.’
‘Luister, ik ben hier niet voor het geld. Ik ben hier om jou in leven te houden en daarmee mijzelf ook in leven te houden.’
‘Ik ben sjeik Sattam. Ze hebben mijn schip en mijn leven gekaapt. Het zijn ordinaire zeerovers. Wat willen ze? Losgeld? Wat doen ze al die weken al op mijn schip? De meeste tijd lijk ik in een soort droomwereld te zijn. Nu ben ik nuchter genoeg om dat te beseffen. Als ze straks mijn injectie weer geven, ben ik weer heel lang van deze wereld. Help mij.’ Het was duidelijk dat hij niet wist wat de kapers deden op zijn schip.
‘Dus toch een echte sjeik. Mooi, maar even wat anders: is uw bemanning betrouwbaar?’ vroeg ik omdat ik vermoedde dat zijn eigen bemanning gewisseld was met de mannen in zwarte T-shirts.
‘Ik ben deze ruimte nog niet uit geweest, maar alle mensen die ik gezien heb behoren niet tot mijn staf. Ik kreeg een paar weken geleden, denk ik, wat te drinken van mijn betrouwbaarste medewerker en daarna werd ik hier wakker. Ik heb geen benul van tijd of een andere werkelijkheid. Ik weet niet eens wat of wie jij werkelijk bent.’
‘Ik ben Martha van Salingen.’ Ik vertelde hem mijn hele verhaal. Dit duurde wel een uur omdat hij wedervragen bleef stellen. Hij leek oprecht geïnteresseerd. Het was een grote man met een korte baard. Je kon duidelijk waarnemen dat hij gewend was onderdanen te hebben. Hij kwam een beetje dominant over, maar hij leek mij wel eerlijk. Hij sprak goed Engels, een beetje Oxford-Engels.
‘In Engeland gestudeerd?’ vroeg ik.
‘Hoe raad je het zo’, zei hij met een glimlach.
‘Maar hoe gaat het nu met je, Sattam?’
‘Noem mij Omar. Heb je wat voor mij?’
‘Wat wil je? Eten? Schone kleren?’
‘Och nee, ik ben weer toe aan mijn vitaminen. Die krijg ik een paar keer per dag.’
‘Vitaminen? Ik ben je nieuwe dokter, je hebt vitaminen genoeg gekregen.’ Ik zag de paniek in zijn ogen. Zijn ogen veranderden in een flits van goedwillend, zacht naar onvoorspelbaar en hard. Ik besefte dat hij niet zomaar kon stoppen, ik moest er iets op verzinnen. De grote schuifdeur van Omars ruimte werd voorzichtig geopend. Een jongeman stapte binnen en keek mij direct met een scherpe blik aan.
‘Het is mijn vertrouweling, de enig overgeblevene van mijn bemanning, Martha.’
‘Oké, hij spreekt ook Engels?’ vroeg ik.
‘Nee, alleen Arabisch’, zei Omar. Ik keek de jonge jongen aan. Hij legde een beetje angstig een klein dienblad op het bed van Omar. Er lag een gevulde injectiespuit op een klein zilveren dienblad. Ik wilde het hem niet geven maar zijn vragende blik moest gevoed worden. Ik wilde niet nu al gekloot hebben.

Ik zocht een ader in zijn arm en zag dat zijn aders al behoorlijk aangetast waren door slecht toegediende injecties. Sommige aders waren zelfs al geïnfecteerd.
‘Maak je benen bloot, Omar, je voeten.’
‘Pardon? Dat vraagt een vrouw niet’, zei hij resoluut.
‘Ik wel, en laat je Islamitische normen even varen. Of wil je je tweeënzeventig bruiden nu al zien?’ Ik glimlachte en wilde even zien hoe hij met dit soort uitspraken omging. Hij lachte terug en stak zijn voet naar mij toe. Ik zocht een goede ader in zijn voet. Hij transpireerde al hevig en had het spul snel nodig. Maar het voelde tegennatuurlijk voor mij toen ik de naald in zijn ader stak en het vergif inspoot.
‘Verdomme!’ zuchtte hij en vertrok naar de uitersten van zijn gevoel en gedachten.
Na een kleine tien minuten was hij van de wereld. De schuifdeur zat op slot en er was maar een bed, weliswaar een kingsize, dat wel. Ik ging naast hem liggen, trok mijn broek uit en probeerde te slapen. Na een paar uur voelde ik iets tegen mijn kont duwen en hoopte direct dat het niet was wat ik dacht dat het was. Mijn hand gleed naar mijn kont. Het was wel wat ik dacht. Ik vloog het bed uit.
‘Wat doe jij nu, gek!’ riep ik hard. Ik zag dat hij het in zijn slaap deed. Toen hij zijn ogen opende en zichzelf waarnam, zag ik zijn schaamte. ‘Oké, je droomde, sukkel! Ik dacht al: ‘die gaat mij verkrachten hier’. Ik ben de zuster en daar kun je alle fantasieën die er zijn niet bij loslaten, snap je?’ Ik knipoogde naar hem om het niet zwaarder te maken dan het in feite was: een beetje onhandige poging in een halve droomslaap. Het nam niet weg dat ik wel gevoeld had hoe groot hij was en dat was best beangstigend. Veronderstel dat het hem gelukt zou zijn, de gedachte maakte mij misselijk.

‘En nu?’ zei Omar toen ik gedoucht had en hij moeizaam zijn bed uitkwam. Ik zag hem wankelen en ving hem op.
‘Ga jij maar liggen.’ Ik rook hem nu ook sterk.
‘Ik ben niets meer waard’, zuchtte hij.
‘We gaan je straks wassen. Vertel mij eens dan wat je wel waard was? Niet in geld, maar wat je bent. Ben je een vader? Heb je een vrouw?’ Ik zag dat hij direct een verdrietige blik in zijn ogen kreeg.
‘Mijn vrouw en dochter zijn ook op dit schip maar het lijkt wel of ik ze in weken niet gezien heb.’
‘Jezus, je vrouw en dochter? Hoeveel jaar is je dochter?’
‘Een volwassen vrouw van dertig, mijn vrouw is tweeëndertig.’ Ik probeerde daar niets van te vinden en vroeg gewoon door.
‘Enig idee waar ze kunnen zitten? Dit schip is zo verschrikkelijk groot. Naar mijn idee heb ik meer dan vijftig vrouwen zien werken aan lange tafels. Ze versneden drugs volgens mij. Er zijn dus heel veel vrouwen aan boord. Heb je foto’s?’ Hij rommelde wat in een kastje naast zijn bed en gaf mij enkele foto’s. Een van de vrouwen had ik aan de lange tafel zien staan. Zijn vinger wees naar de vrouw die zijn vrouw is. Dat was ook degene die ik aan de tafel had zien staan. Ik wist niet of ik hem dit moest vertellen. Zijn dochter had ik niet gezien.