Dodelijk verleden 12

‘Dus je bent niet de vriend die ik voor ogen had’, zei Merel beheerst.
‘Wat denk je? Het is een beetje dom naar mij toe te komen. Dacht je nu werkelijk dat ik jullie huisvriend was op basis van normale vriendschappen? Jochem en ik waren al brothers in arms toen jij nog bezig was uit te vinden wie of wat je was. Ik weet meer van jou dan jij van jezelf’, zei KB sarcastisch. ‘Weet iemand dat je hier bent?’
‘Dat risico moet je dan maar nemen, is het niet?’ 
Merel wist dat hij loog. ‘Als je mij wilt doden moet je dat doen, ik zou niet weten hoe ik je tegen zou kunnen houden. Jij hebt een wapen nodig.’ Merel keek naar zijn hand, hij wist zich nog steeds geen raad met het wapen.
‘Je weet nog steeds niet wat te doen, hè? Belazerde Jochem jou ook? Zit dat je dwars?’
‘Hoe kom je daar nou bij, mens?’
‘Hoe komt het dan dat je zo twijfelt? Wil je mij nu wel of niet helpen!’ Riep Merel wat harder. KB liep naar haar toe.
‘Luister dom wijf, als ik jullie help dan ben ik zo goed als dood. Ik neem gewoon heel grote risico’s, en waarvoor!’
‘Zoals je al zei: niemand linkt jou aan dat vluchthuis van jou. Laat mij daar nu gewoon naartoe gaan, doe verdomme niet zo moeilijk man. En schiet of leg dat wapen weg.’
‘Weet je...’
‘Nee?’ zei Merel terwijl ze zijn vraag al inschatte. Ze wist dat hij een zwak had voor haar en dat hij nu bezig was met krachttaal en een stoere houding te verbergen.
‘Ik heb altijd al een zwak voor je gehad. Normaal gesproken was je al dood geweest. Ik kan het niet, ik kan het gewoon niet’, zei hij nu rustig terwijl hij het wapen achteloos in een la van een kast gooide en er een bos sleutels uitpakte.
‘Geef mij nou gewoon die sleutels van dat huis en kom zo af en toe eens langs, stomme lul.’ Merel pakte hem beet en zoende hem direct op zijn mond. Zijn tong verdween direct in haar mond. Ze vond het best. Het voelde wel lekker. Maar hem vertrouwen? Nooit!

Ondertussen in Turkije.

‘Kunnen we ongezien wegkomen uit Izmir?’ vroeg ik.
‘Izmir is de derde stad van Turkije, met een van de grootste havens van het land. Volgens mij gaat het wel lukken. Bereid je maar voor op een zeereis op een mooi zeiljacht. Zodra we uit Turkije zijn zal het rustiger worden. Rustiger in de zin dat ze dit jacht niet direct zullen verdenken omdat je met een gezin meereist.’
‘Wat zeg je nou? Met een gezin mee?
‘Wat denk je dan? Dat wij met je meegaan? Dat je alleen gaat? Dit gezin ken ik goed, ik durf te zeggen dat je op dat schip bijzonder veilig zult zijn’, zei Van Schie resoluut.
‘Waarom zou ik mij daar wel veilig voelen?’ vroeg ik. Het voelde niet goed deze geheimzinnigheid.
‘Omdat het mijn broer en schoonzus zijn. Hij heeft goed geboerd met zijn zaken, vandaar dat zeiljacht. Ik had nog iets van hem tegoed en dat heeft hij nu ingelost.’
‘En, ga je mij alles nog vertellen?’
‘Nee, dat doet hij wel. Het zijn geweldige mensen, aardig en zorgzaam. Je zult je er goed voelen. Het is je perfecte dekmantel, Martha’, zei Harm.
‘Maar toch, Van Schie, als ik de maffia zou zijn, zou ik juist alle Nederlandse schepen die richting Europa gaan controleren.’
‘Grote schepen oké, maar alle kleine jachten ook? Is geen doen, Martha. We zijn er binnen een uur en kijk dan nog eens of je dat denkt, dat ze alle schepen kunnen controleren.’

Van Schie had gelijk. Het was een immense stad, vol toeristen. De verschillende havens lagen vol met boten. Ook de maffia wist wanneer ik de grens zou bereiken dat zij het een stuk moeilijker zou krijgen mij te vinden, zoals voorspeld in mijn allereerste vluchtpogingen op papier. Ook toen zou ik met een snelle auto zo snel mogelijk bij de hoofdweg moeten komen. Dan zou ik de meeste kans maken.

We reden door de stad. Harm had mij een pet en een pruik gegeven die mijn hoofd deden opgloeien, het was een graad of dertig buiten. Van Schie zag mijn worsteling en deed de airco van de wagen aan. Hij stuurde door de stad alsof hij er gewoond had.
‘Dit hou ik niet uit’, zei ik bijna stikkend.
‘Toch is het beter dat niemand je in deze auto ziet’, zei Van Schie rustig.
Harm en ik zaten op de achterbank van de grote SUV. Hij pakte mijn schouder en duwde mij voorzichtig van zich af om ruimte te creëren voor mijn lichaam. Toen pakte hij mijn hoofd. Ik begreep hem en zonder woorden legde ik mijn hoofd in zijn schoot. Van Schie keek in de binnenspiegel en glimlachte, maar zei niets. De wegen waren op sommige plaatsen slecht, mijn hoofd schudde in zijn schoot. Ik voelde mij opgelaten. Het duurde al meer dan een kwartier. Ik zag twee grote masten, de SUV stopte abrupt. Van Schie stapte direct uit ik kwam omhoog uit Harms schoot. Ik zag hoe Van Schie een mens werd van vlees en bloed. Zijn onverstoorbaarheid maakte plaats voor warmte. Het gaf mij een goed gevoel toen ik voor het eerst zijn broer waarnam. Ze omhelsden elkaar warm. De vrouw kwam er ook bij, ik bleef op de kade staan met Harm totdat ik voorgesteld zou worden door Van Schie. Ik zag een jongeman van een jaar of twintig en een meisje dat waarschijnlijk iets jonger was. Ik zat te wachten hoeveel meer mensen uit de grote kajuit zouden komen. Ik schatte het jacht een meter of dertig. Er kwamen geen mensen meer uit. Dit waren ze, vier totaal vreemde mensen voor mij. Ik besefte maar al te goed hoe verschrikkelijk fout dit zou kunnen gaan en dat ik dan niet zou kunnen vluchten. De enige geruststelling was dat zij dit ook niet konden. Je moest eruit komen, wat je ook met elkaar zou hebben. Ik zag direct dat het een warm gezin was.

‘Mark’, een rossige, grote man met harde bruine ogen stak zijn forse hand naar mij uit, ‘Mark van Schie, Lidwien zijn vrouw, Jort en Charlotte. Een mooie jongen van een jaar of achttien en het meisje leek mij jonger. Ze zagen er allemaal gezond uit. Hij pakte mij bij de elleboog en ondersteunde me toen ik het dek opstapte. Nu gaf Lidwien mij ook een hartelijke groet. Ze omhelsde mij heel even. Toen hun kinderen, zoals de meesten kinderen van deze leeftijd vreemden begroeten, koel maar wel vriendelijk. De kinderen verdwenen na de groet naar het voorschip, bijna dertig meter verder. Harm stapte nu ook aan boord.
‘Zullen we even naar binnen gaan?’ vroeg de Van Schie die ik tot nu toe goed dacht te kennen. Nu had hij een menselijke kant laten zien met de warme groet naar zijn broer. Ik had zoiets warms nog niet eerder van hem gezien. Lidwien begon direct tegen mij te praten toen we naar de kombuis liepen. Een paar korte rijen koetjes en kalfjes kwamen voorbij. De pietpraat om het gemak bij elkaar op te zoeken. We gingen zitten aan een redelijke eettafel qua afmetingen.
‘Ik heb Mark volledig ingelicht over jou, Martha. Om met de deur in huis te vallen: Je zult je misschien afvragen waarom mijn broer en zijn vrouw dit risico nemen.’
‘Voor iemand in mijn positie? Zeker, ik vind het nogal wat’, zei ik rustig. Er liep iemand op het dek ter hoogte van de eettafel. Harm keek naar boven, stond op en maakte aanstalten polshoogte te gaan nemen.