Dodelijk verleden 3

Het was een bouwval waar Cor en ik ons in verstopt hadden. Ik kon mij niet indenken dat hier iemand zou kunnen wonen. Toch hoorden wij dat de gestopte voetstappen weer geluid maakten, maar nu binnen in het huis. Stof en wat zand dwarrelden naar beneden tussen de vloerplanken door.
‘Cor?’ klonk een mannenstem voorzichtig.
‘Jules? Zit je nu weer in deze bouwval man.’
‘Jules?’ vroeg ik.
‘Jules is te vertrouwen, hij is de broer van mijn vrouw’, zei Cor rustig. We kropen uit de lage ruimte de bouwval in. Ik kon het geen huiskamer noemen; het was een stinkende kleine ruimte met een bijzonder smerig matras op de grond. Jules sprak geen woord Engels. Hij sprak een voor mij vreemd dialect Turks maar dat zou ook kunnen komen door de drie tanden die hij nog in zijn mond had. Ik kon Jules niet pijlen, was hij dronken? Had hij al verschillende kleine en misschien wel een grote hersenbloeding gehad? Hij sprak zo onsamenhangend. Maar Cor gaf het verlossende antwoord.
‘Jules heeft het pak slaag van zijn leven gehad van een van de zwaarste jongens uit de maffia. Zijn hersens werken goed Martha, alleen zijn uitspraak en de coördinatie van zijn lichaam zijn niet meer wat ze geweest zijn. Voor de dorpelingen en de plaatselijke maffia is hij de dorpsgek en ze laten hem daarom met rust. Maar geloof mij, hij is slimmer dan veel van zijn dorpsgenoten. En ik vertrouw hem, buiten het feit dat hij familie is. Hij zegt dat hij je mooi vindt.’ Jules leek mij een jaar of veertig, maar hij zou gemakkelijk veel jonger kunnen zijn. Zijn woeste, halflange, donkere haar en gedeeltes van een lange baard plakten in zijn nek. Ik wilde niet eens uitrekenen hoelang hij niet gedoucht had. Hij rook naar verzuurde alcohol en eigenlijk wilde ik helemaal niets met hem te maken hebben.

Jules en Cor spraken met elkaar, ik kon niet volgen waar ze over spraken. Cor draaide zich onverwacht snel naar mij.
‘En, wat wil je nu Martha? Gaan wij ons leven voor jou wagen, ga je je eigen leven wagen? Wat wil je nou? Als je je weer wilt aansluiten moet je nu de straat opgaan dan hebben ze je over tien minuten. Jules kan je in veiligheid brengen’, zei Cor geïrriteerd.
‘Redding en een relatieve vrijheid of daarvan je leven lang beroofd zijn.’ Ik keek Jules geschrokken aan. Ik kon niet geloven dat hij perfect Engels sprak.
‘Wie ben jij?’ vroeg ik. Hij stak zijn hand uit naar die van mij.
‘Harm Collee, tot je dienst.’ Ik zag nu ook dat zijn andere tanden zwart gemaakt waren.
‘Harm Collee? Nog nooit van gehoord’, zei ik koel.
‘Cinthia, jouw vriendinnen, met name de vrouw van Jochem van Wensen, Merel. Zij financiert deze hele operatie al een tijdje. Ik ben incognito, maar dat is wel duidelijk. Als ze mij pakken, vermoorden ze mij direct, on the spot zo gezegd. Ik heb deze identiteit gestolen en heb daarvoor de echte Jules een poosje gevangen moeten zetten. Nu ik jou gevonden heb. ga ik deze identiteit opgeven.’
‘Jezus! Niet te geloven. Hoe gaat het met Ralf en Cinthia?’
‘Goed, heel erg goed. Naar omstandigheden natuurlijk.’
‘Mijn vriendinnen?’ vroeg ik bijna koortsachtig.
‘Is Merel eroverheen? Weet ze het? Stomme vraag misschien.’
‘Je kan geen stomme vragen stellen, Martha. Carla en Merel doen nog steeds alles om je weer terug te krijgen naar Nederland. Het dialect Turks wat je net van mij hoorde spreken ze in deze streek. We maken best een goede kans uit Turkije te komen, mits jij precies doet wat ik zeg. Ik hoorde van Cor dat je jezelf weer wilt aansluiten bij de maffia.’
‘Het is vluchten of lijden. Als ik hier lijd dan lijden mijn kinderen en mijn vrienden niet. Als ik mij aansluit dan lijd alleen ik. Maar deze discussie heb ik al met Cor gehad. Moet ik hem nu weer met jou voeren?’
‘Een gedachte van mij en dan doen we wat jij wilt. Een gezond mens zal altijd zijn vrijheid zoeken en koesteren. Dit is de mens in zijn meest pure vorm. Alles wat je zou doen om dit niet te doen, doe je voor die ander en dus niet voor jezelf.’ Ook ik was een paar minuten stil na deze woorden van Harm.

‘Duidelijk. Hoe kom ik hier weg?’ Hij pakte mijn gezicht met zijn smerige handen maar ik gaf er niets om. Ik had respect voor hem gekregen.
‘Je hebt een goed besluit genomen. Je familie wacht op je, maar we zijn er nog niet. Het kan weken duren of we zijn binnen een paar dagen thuis. Alles zal afhangen van hoe intens je gezocht wordt. Ik denk behoorlijk intens. Dus we zullen vermommingen bij elkaar aan moeten leggen. We zullen ons als stel moeten voordoen.’
‘Als je je scheert kan ik ermee leven, Harm’, zei ik met een glimlach.
‘Wij gaan straks naar het laatste veilige huis dat ik hier in de buurt ken. We nemen afscheid van Cor.’ We keken tegelijk Cor aan.
‘Met mij hoef je geen medelijden te hebben. Mijn leven was al over toen ze mijn vrouw namen. Ik ga door als Jules, dat hebben wij allemaal al afgesproken. En ik probeer er zo veel als mogelijk is om te leggen.’
‘Jezus Cor, meen je dat nou? Je bent toch geen koelbloedige moordenaar?’ zei ik geschrokken. Hij keek mij met een merkwaardige blik aan, deze blik had ik niet eerder bij hem gezien. Een blik van pure zelfverzekerdheid.
‘Je kent mij niet, maar deze mensen hebben het recht op leven wat mij betreft allang verloren. Ga nu maar en leid een goed leven. We omhelsden elkaar, het was goed zo. Ik geloofde hem. Hij was zijn huis kwijt, zijn familie, alles. En ik? Ik wist zeker dat ik dit niet wilde.

Harm pakte mij bij mijn middel, we deden alsof we een stel waren. Hij keek mij aan, anderen keken ons aan, boeren, mensen die geen kranten lazen en van wie de tv meer niet dan wel aanstond. Zijn krachtige greep om mijn middel voelde goed.
‘Soms doe ik dingen die totaal onverwacht voor je zijn, maar geloof mij, ze zijn altijd met een reden. Ik zie meer dan jij aan mensen in situaties. Dus ik vraag je: vertrouw mij altijd.’
We kwamen bij een klein onopvallend huisje. Hij frommelde een beetje in de grond voor de voordeur en toverde een sleutel uit de grond. We waren binnen. Ik hoorde dat er nog iemand binnen was, ik bleef als versteend staan.

Het bleek een vertrouweling van Harm te zijn, een voor mij onbekende vrouw van middelbare leeftijd.
‘Harm?’ vroeg ik.
‘Yep’, antwoordde hij, terwijl hij zich afschminkte.
‘Ik ken een Harm, Cinthia had het over jou, jij bent al veel langer bezig mij vrij te krijgen, klopt dat? Een grote blonde man van achter in de dertig?’ Hij keek mij aan met zijn blauwe ogen.
‘Klopt, ik was een paar keer heel dicht bij je in de bunker. Willem was een maatje van mij, een oud commando. Willem, je chauffeur bij Jochem?’
‘Ik ken Willem wel, Jezus! Die heeft zijn leven voor mij gegeven.’
‘Dat was Willem. Veel mensen hebben je geprobeerd te bevrijden. Twijfel daarom nooit meer aan je vrijheid. De bel van de voordeur ging. Harm pakte een vuurwapen uit de keukenla.
‘Verwacht je iemand?’ vroeg hij zacht aan de voor mij onbekende vrouw die gewoon door bleef koken. Harm laadde zijn pistool door toen de vrouw geen antwoord gaf. Ik voelde mij niet goed worden.