Het verhaal van Pom: Ik snap er niks van (Proloog)

Hoi, hallo. Ik ben Pom en ik snap niks van deze wereld. 

Ten eerste snap ik niet waarom wiet niet allang legaal is. Ik snap niet waarom gelovigen elkaar nog steeds met wapens proberen te overtuigen. Ik snap niet dat Poetin nog kan slapen. Ik snap niet waarom we niet met z’n allen opstaan tegen de medicijnen- en de oliemaffia en ik snap niet waarom er nog steeds een wereldvoedselprobleem is. Ik snap trouwens ook niet hoe het kan dat de buurman in een BMW rijdt, als we dan toch bezig zijn, en hoe het kan dat ie die slet van ‘m niet allang buiten geflikkerd heeft. En ik snap ook niet dat zo veel Nederlanders hun avonden laten regeren door talentloze losers die door John de Mol en consorten uit de bijstand worden gehouden. Of uit de bak. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Hoe hebben wij het zo ver laten komen? Ja, wij  ja, want wie zwijgt stemt toe en ook ik heb die mooie idealen – goed van snit hoewel ze uit de mode zijn – verkwanseld voor de schijnzekerheid van een huwelijk en een vaste baan. Om vervolgens, nu ook dat een gepasseerd station lijkt te zijn, erachter te komen dat als alles, maar dan ook alles, jouw zielige persoontje in de steek gelaten heeft, er één ding overblijft dat je trouw blijft tot de dood: je hypotheek. 

Ik snap er niks van. Dat wij daar tevreden mee zijn. Een leven lang slaaf zijn van je verworvenheden. Van je wegenbelasting, zorgverzekering en OZB. Huisje, Opeltje, beestje. Maar geeft u wel even netjes al uw keffertjes op voor de hondenbelasting? Of wacht je tot de buurman het voor je doet? Nee, dat is geen klikken, dat is uitmuntend burgerschap. Sociale controle. En dus krijg jij de boete, niet hij. Zo hebben wij dat geregeld in ons hyperdemocratische polderlandje. En dat is mooi, want zo zijn we allemaal rijk en krijgen we allemaal gelijk.

Maar weet je wat ik nog het allerminst begrijp? Hoe ik er in zo’n rap tempo zo’n ontzettende klerezooi van heb kunnen maken. Hoe ik dat gespreide bedje met wortelnoten hoofdbord en satijnen lakens in no time tot een meurende voddenbaal heb kunnen maken. Hoe ik van die spreekwoordelijke gouden lepel die Aad Aalbers en Hélène Lejeune bij wijze van spreken al voor me klaar hadden liggen op het moment dat zij hun geslachtsdelen met elkaar lieten versmelten ten einde mij te concipiëren, een plastic wegwerplepeltje heb kunnen maken. Ah gossie… Ik stel me het seksuele contact tussen mijn ouders net zo formeel voor als de woorden die ik ervoor gebruik. Want als er iets is wat ze kon als de beste, mijn moeder, was het wel de erotiek ergens uit halen. Of het nou koken, sherry drinken of opvoeden was; mijn moeder deed alles met een betonnen gelaatsuitdrukking die de nonnen op de katholieke meisjesschool haar zo hardhandig bijgebracht hadden. Arme mams. Een leven lang heeft ze geprobeerd de kloof tussen gevoel en decorum te overbruggen. Arme paps. Het zou me niet verbazen als hij maar één keer in zijn leven geneukt heeft. En God strafte onmiddellijk. 

Alsof ze niet al genoeg gekweld werden door elkaar, hun opvoeding en hun goede komaf, kregen Aad en Hélène - ‘let op de accenten!’ – Aalbers ook nog eens een onopvoedbaar, tegendraads kutkind, al zou geen van beiden natuurlijk ooit die woorden in gedachten, laat staan in de mond, nemen. Maar ik bén dat kutkind, dus ik doe dat lekker wel. Ik schreeuwde ‘poep, pies, kont’ door de kerk en noemde mijn vriendjes en vriendinnetjes ‘klootzak’ en ‘slet’. Ja, nu is het hip, maar in de seventies was het dat zeer zeker niet. Was ik dertig jaar later geboren dan had men mij gelabeld met een etiketje met ODD of ADHD of WIVW*, was ik omringd geweest met artsen, deskundigen en goede zorgen en was ik op jonge leeftijd al aan de drugs geweest. Maar zo ging het niet. Mijn ouders deden hun ingehouden voortplantingsplicht in de jaren ’70 en dus was ik gewoon een kutkind. En niemand had het hoeven weten, ware het niet dat ik zo nodig gehoor moest geven aan mijn roeping. 

Had ik toen geweten dat de weg van de minste weerstand niet voor niets zo werd genoemd, dan was ik nu niet zo ver van mijn lotsbestemming geweest. Karma is a bitch. Wat mijn ouders me al van jongs af aan probeerden bij te brengen, moest ik zo nodig door schade en schande aan den lijve ondervinden. Opnieuw het wiel uitvinden. Tegen dezelfde steen stoten. Ik haat het als ouders gelijk hebben. Ik haat het nog meer dat het me bijna twee decennia van mijn leven heeft gekost om daar achter te komen. Maar nu weet ik tenminste wel wat ik wil. En ik ben de enige die kan vertellen wat dat is.

Geld interesseert me niet; ik wil rijkdom. Mijn vrijheid wil ik terug. Iets van de wereld zien; landen, binnenlanden en binnenstebuitenlanden. Mensen ontmoeten, talen leren, eten wat er voorhanden is; als een kameleon de lokale geuren en kleuren weerspiegelen. Gesprekken met vreemden en bekenden, dronken worden met de vrienden die je overal vindt, nieuw en oud. Beloven elkaar eeuwig trouw te blijven; dat nog menen ook, in hart en ziel, maar nooit de tijd en de moeite nemen om elkaars meanderende paden te volgen. En weten dat het goed is zo, omdat je te maken hebt met verwante zielen; dat je elkaar raakt, waar ook ter wereld, onafhankelijk van tijd en plaats. Dat iedereen die je ontmoet en alles wat je ontdekt iets van waarde toevoegt. Dat je hart de grootste schatkist is die er bestaat en dat je dus niet bang hoeft te zijn dat hij vol raakt als je op zoek gaat naar nóg meer schatten. Dat dat het enige is wat écht belangrijk is. Dat je daar geen Facebook voor nodig hebt en dat zelfs de dood daar geen vat op heeft. Dát is wat ik wil, daar leef ik naartoe.

Maar de mogelijkheid om die dromen, die inzichten die ik zo zorgvuldig en langdurig heb kunnen overdenken, na te jagen, lijkt verder dan ooit. En dat allemaal omdat ik zo nodig moest schrijven.

Ik snap er niks van.

Jij wel?

Lees meer over 2 weken, same time, same place.

*W(eet)I(k)V(eel)W(at)