Overstekend wild

Opnieuw heb ik zonder schade de vakantie overleefd. Een applausje voor mezelf, voor de medeweggebruikers maar vooral voor alle verkeersborden. Ze deden weer hun stinkende best om mij te waarschuwen voor slipgevaar op het natte Duitse asfalt, metersdiepe kuilen in onverlichte Poolse ‘snel’wegen en haarspeldbochten in vangrailloze Tsjechische bergweggetjes. Rode driehoeken, blauwe vierkanten, groene cirkels, je kunt het zo gek niet bedenken of ze bestaan. Hobbels, omleidingen, vallend gesteente, overhangende bomen, het wordt allemaal gemeld door die sterk ondergewaardeerde dommekrachten. Door weer en wind staan de noeste ijzervreters ons te wijzen op voorrangswegen, tunnels en natuurlijk op herten.

Herten, de schrik van iedere weggebruiker. Altijd weer hetzelfde met die domme eenhoevigen. Slalommend moet ik ze ontwijken. Slingerend als een dronkeman. Maar gelukkig word ik altijd gewaarschuwd door die frivool steigerende herkauwer in een rode driehoek. En niet te weinig ook. Drie bramenstruiken en een populier zijn genoeg voor weer zo’n exemplaar. Je wordt er werkelijk mee doodgegooid. Figuurlijk dan, want de laatste keer dat een hert daadwerkelijk de weg overstak, verplaatste men zich nog met paard en wagen.

Ik heb nog nooit een hert op de snelweg gezien. Nimmer. Jij hebt ook nog nooit een hert op de snelweg gezien. Niemand die dagelijks over een van de vele levensgevaarlijke wildroutes kart, heeft ooit een hert op de snelweg gezien. En toch hoeven er maar twee paardenbloemen te groeien of er prijkt weer zo’n bord. Doorgaans staan er manshoge hekken en liggen er metersbrede sloten langs de bossen, zodat het volgens mij voor een eenvoudig hert fysiek onmogelijk is om de snelweg te bereiken. Bovendien is er in de meeste bosrijke gebieden om de paar kilometer een wildwissel, zodat Bambi wel erg suïcidaal moet zijn om ons weggennet te utiliseren. Maar mócht het ooit gebeuren, dan zijn we toch maar mooi gewaarschuwd!

Pas op, wilde dieren! Ja, en dan? Wat moet ik daar eigenlijk mee? Als zo’n beest van een kilo of 150 door mijn voorruit suist, de airbag mij de macht over het stuur doet verliezen en de bolide tegen de vangrail belandt, waarna hij drie keer over de kop vliegt en na dertig meter op z’n kop in de greppel tot stilstand komt, dat ik dan tegen de overgebleven organen van mijn kinderen zeg: ‘O, dat was gewoon een hert hoor, niet schrikken?’ Of dat ik vijftig kilometer lang de bosrand afspeur om een glimp van een potentiële kamikazehert op te vangen, met als gevolg dat ik een kettingbotsing veroorzaak, waarbij 23 auto’s en 0 herten betrokken zijn?

Volgens mij slaan die borden eigenlijk nergens op. Levensgevaarlijk.