Stad vanaf het water

Het blijft vreemd: je kan nog zo lang in een stad wonen en allerlei routes kennen, vanaf het water is de stad toch echt een ander gezicht. Vooral met flexibele kano of fluisterbootje zie je ineens heel andere dingen: de onzichtbare kruispunten in donkere stadstunnels, de wegwijsbordjes naar het centrum en mooie routes, bruggetjes waar je alleen onderdoor kan als je bukt in het fluisterbootje, het grachtenwater dat van zo dichtbij smeriger is dan ooit.

Ook kom je met een klein bootje op plaatsen in de stad waar je anders nooit komt. Pas als je de hoerenbuurt van onder bekijkt, zie je ineens niet alleen de blanke mannen die hun broek ophijsen en de negertjes die stoer tegen een gejat fietsje aan staan te brallen terwijl ze drugs verkopen. Door het perspectief zie je ook ineens de mooie gevels van de panden waar de hoeren hun werk doen. Nog nooit gezien!

Vlak buiten de stad kom je prachtige stukjes groen tegen. De meerkoetjes en futen dobberen brutaal in het rond, een eend zit met haar schutkleurtjes verstopt in het riet. Vlak bij een grote boom die horizontaal over het water hangt, verschijnt een vrouw op de oever. Ze laat haar lichtblonde Golden Retriever rustig in het water springen voor ze de bal naar hem toegooit voor hun apporteerspelletje. Iets verderop liggen de woonboten, waar de bewoners met ontbloot bovenlijf relaxed op hun tuinset zitten te praten met hun papegaai.

De gemoedelijkheid op het water is heerlijk. Door als toerist te kijken en rond te peddelen in een kano, is het inmiddels onmogelijk om afstanden en tijd in te schatten. De armspieren krijgen het zwaar te verduren. Dan komt dat gekke moment dat je bij een kruispunt komt en beseft dat je de route in je eigen stad niet eens kent. Tenminste, niet vanaf het water. Zo kan het voorkomen dat je een woonwijk in peddelt waar de bewoners je net te joviaal begroeten en net te uitbundig zwaaien, alsof er nooit iemand langskomt. Als je vier hoeken om bent gegaan wordt de reden duidelijk: het loopt dood en je mag diezelfde grijnzende bewoners nogmaals begroeten met je peddel.

Weer een stuk verder houdt de natuur plotseling op. Grote grauwe fabrieken, wolkenmakers en windmolens bepalen het uitzicht. Het water wordt langzamerhand breder en komt uit op een groot kanaal. Een zeilschip glijdt voorbij, waardoor de kleine kano’s klotsend over de golven verder gaan. Na het advies om rechts te varen steken we snel het brede water over. In de wetenschap dat grote schepen niet kunnen remmen, voelt zo’n klein bootje ineens wel heel minuscuul naast alle grote reuzen. “Hansje”, “Pier de Derde”, “Harm” en “My name is Nobody” stevenen voorbij. Langs de jachthaven peddelen we ons een ongeluk tegen alle golven en de wind in, op zoek naar een rustig punt om even op adem te komen en terug te keren naar de veilige stad.

Op het water lijkt niet alleen alles groter, al het eten smaakt ook beter. Net zoals patat met mayo het beste smaakt in een subtropisch zwembad, smaken boterkoeken en Crystal Clear het allerlekkerst als je de punt van de kano onder een steiger hebt geramd bij een klein ijzeren fietsersbruggetje. De hond die wordt uitgelaten, kijkt opgewonden naar beneden en kwispelt met zijn staart. “Kom maar!” roep ik, maar de man lacht en trekt zijn verbaasde hond weer met zich mee.

Na een hele tocht vol spierpijn, verbrande schouders en bezienswaardigheden sluiten we af met een rondje in het centrum van de stad. Door de vermoeidheid kunnen we amper nog recht vooruit, maar juist in het centrum waar iedereen naar je feloranje kano kijkt, moet de show een beetje opgehouden worden. Gelukkig ziet niemand de kleine botsing in de laatste donkere stadsbrug. Alleen een beetje jammer dat het uitstappen op de steiger dan wel weer wel voor iedereen zichtbaar is. Dat was nou net een stukje van de stad wat geheim had mogen blijven.