Duivels

In hoeverre het een grootstedelijk probleem is, weet ik niet. Misschien dat kleinere steden en dorpen ook wel last hebben van gevleugelde plaagdieren, maar hier ter hoofdstede loopt die plaag in elk geval de spuigaten uit. Vast staat dat ze er in de grootste steden het meest voor ze te halen valt. Ze hebben zich nog net niet gezamenlijk tegen ons gekeerd, dus Hitchcockiaanse taferelen zijn nog uitgebleven. Maar alles is een kwestie van tijd.

Van mussen, merels en eenden heeft niemand last, ik heb het natuurlijk over duiven. Gevederde ratten. Gert en Hermien kunnen de boom in, ze zitten allang niet meer alleen op de Dam. Elke afvallende kruimel op een terras of een snackbar trekt nieuwe hordes aan en zo bakenen ze langzaam hun territorium in de hele stad af, gemarkeerd door uitwerpselen. Niet alleen de monumenten in de stad worden hierdoor geteisterd, ook in de residentiële gebieden zoeken ze op hun gemak de luwte van onze balkons om hun behoefte te doen.

Meer dan tevoren heb ik er in elk geval last van gekregen, sinds mijn balkon na een verhuizing overdekt is en de boilerkast een royaal logies biedt. Dacht ik in het begin nog dat ik er in relatieve vrede mee zou kunnen leven, deze zomer was de maat vol. Elke ochtend weer dat laffe geloer en dat slome gekoer vanaf die kast, als ik een teug ochtendlucht wilde inademen. En er lag inmiddels genoeg guano om een klein Teutoburgerwoud te bemesten.

Om niet zomaar in wilde weg ten strijde te trekken, heb ik om te beginnen maar eens mijn licht opgestoken bij de gemeente. Althans dat probeerde ik. De adviesdienst Dierplagen bestaat uit welgeteld uit één persoon, Gerard, en Gerard is er nooit. Hij is net even weg, of werkt die dag niet, maar ik mag het wel mobiel proberen, maar als ik het mobiel probeer, neemt Gerard niet op, en als ik Gerard zijn voicemail inspreek, krijg ik geen antwoord. En zo gaat dat een aantal dagen door.

Enfin, de gemeentelijke website bood enig soelaas om het recht in eigen hand te nemen. Helaas voelden alle adviezen als een Pyrrhusoverwinning. Met een net voor het balkon zou ik ook mijn eigen vrijheid beperken en bij pinnen moet ik zelf ook uit de buurt blijven. Een doosje dat een roofvogelgeluid produceert als er binnen een straal van 9 meter iets beweegt, zat ik ook niet echt op te wachten. Gebruik van schoten hagel of gebruik van gif is, los van het feit dat ik dan weer niet uit was op dierenmoord, niets dan dweilen met de kraan open.

En dan het vervolg: de boel eens goed reinigen met een hogedrukspuit mag ook niet, want met de rondvliegende druppels zou je wel eens de papegaaienziekte of andere microben kunnen verspreiden. Acht procent kans volgens de getallen, maar met die magere, éénpotige scharminkels die zich bij mij ophielden nam ik maar geen enkel risico. Dus zat er niets anders op dan handmatig, met stofkap en handschoenen aan, elke vervuilde vierkante centimeter schoon te krabben en te boenen. Zelden zo’n schijtklus gedaan, maar het resultaat was dan ook zeldzaam bevredigend.

Als lichtpunt diende zich gelukkig toch nog een verrassende oplossing aan, even simpel als doeltreffend. Ik ben toegetreden tot een select gezelschap, dat, tot verbazing van onwetende buitenstaanders, een rij zonweerkaatsende CD-schijfjes op zijn balkon heeft hangen. En het werkt! Geen duif meer te zien. Een ware triomf voor de eenvoud.