Dodelijke date 49

Hier lees je de vorige delen...

‘Zet je telefoon op speaker, Martha!’ schreeuwde Fabio. Zijn stem galmde via de kleine telefoonspeaker door de ruimte.
‘Ik waarschuw jullie honden. Ik weet niet wie jullie zijn. Als jullie schieten weet ik dat wel. Ga weg! Jullie zijn gewaarschuwd!’
Vreemd genoeg hoorde ik niets meer na de woorden van Fabio. Ik zag de deurkruk niet meer bewegen en hoorde ze weglopen. Wie waren het en hoeveel?
‘Martha, blijf rustig. Ik stuur een paar betrouwbare mannen uit een andere bunker, ze zullen binnen een kwartier bij je zijn.’
Fabio gaf mij hun namen door, ik zou voor ze open moeten doen.
‘Laat die Karl de namen noemen van de honden die hem dit aangedaan hebben.’ Karl gaf ze direct door. Ik had er een goed gevoel over dat we niet meer lastiggevallen zouden worden.

Na een paar uur werd er op mijn kamerdeur geklopt. Fabio.
‘De honden zullen jullie niet meer lastigvallen’, zei hij kortaf, alsof het niets was. Hoeveel honden hij afgeschoten had, wist ik niet eens. Het deed mij ook niets meer. Mijn geest stond na de crash met Jochems Cobra op overleven. Er was geen enkele ruimte meer voor emoties. En toch voelde ik Karl hard bij mij binnenkomen. Alsof ik hem al heel erg lang kende, zo vertrouwd was hij al bij mij. Hoe kan dat toch tussen twee mensen, ik vroeg het mij af. Alsof ik verliefd op hem was, ik dwong mijzelf deze gedachte te verwijderen uit mijn geest. Hij was homofiel. Ik tuurde in het niets, Fabio kreeg geen respons van mij en verdween zonder nog iets te zeggen. Ik kroop bij Karl in bed. Ik had hem een paar uur geleden gewassen, hij rook heerlijk. Hij legde zijn hand een korte tijd op mijn been, wreef zacht en draaide zich om. Ik kroop tegen zijn rug en viel in een diepe slaap.

‘Hoe is het in godsnaam mogelijk dat je je hebt laten wegsturen, Cinthia?’ vroeg Van Schie haar. Ze keek hem fel aan.
‘Mijn moeder weet precies waarmee ze bezig is. Ik ga morgen naar haar toe. Punt. Ook al kom ik voor niets’
‘Wij kunnen je niet bijstaan als er iets misgaat, ik hoop dat je dat beseft. Dat ze er niet is voor jou kan betekenen dat ze je beschermt’, zei Harm rustig. Cinthia keek hem alleen aan en verdween naar haar eigen kamer in het nieuwe vluchthuis.
‘Wat denk jij, Harm? Ze is er al een paar keer voor niets geweest. Martha was er gewoon niet.’ Cinthia besloot niet te gaan en vroeg zich af hoelang ze nog in dit huis moest blijven.
De volgende ochtend liep Cinthia resoluut de keuken in. Harm en Van Schie ontbeten.
‘Zal ik wat eieren voor je bakken, Cinthia’, vroeg Harm.
‘Ik ga naar huis, kreeg een sms van een van de verzorgers van Ralf, mijn broer. Hij mist ons heel erg, mijn moeder en mij. Mijn moeder wil niet dat ik haar help.’
‘Whoo, geen verbittering, Cinthia,’ zei Van Schie, ‘ze bedoelt het goed. Ze beschermt je. Geloof mij, je zou niet willen dat de familie Cambino je in het vizier krijgt. Je moeder weet dat. Je wordt op zeker vermoord. Ik ken haar plannen niet en alleen daarom zou je naar haar toe kunnen gaan om daar achter te komen.’
‘Nee, ik ga niet meer. En bak die eieren maar voor mij, Harm. Dank je’, Cinthia keek met een hopeloze blik naar buiten. ‘Ik weet het niet, ik voel mij zo verschrikkelijk machteloos. Ik ben niet boos op haar. Maar ik heb het gevoel hier niets meer voor haar te kunnen betekenen. Het gaat gewoon mis met Ralf, hij heeft dan wel Down maar met zijn geheugen is niets mis. Ik ga die jongen een plezier doen, ik vertrek straks.’
‘Ik blijf hier Harm, en jij?’ vroeg Van Schie.
‘De dames hebben mij ingehuurd.’ Hij keek naar Cinthia.
‘Ik zal je zo snel mogelijk laten weten wat we willen. Ik zal straks Merel even bellen. Je hoort het van mij, Harm’, zei Cinthia terwijl Harm een kruising van roerei en een omelet op haar bord liet glijden. Cinthia kon erom glimlachen. Na haar ontbijt ging ze naar een andere ruimte om te bellen naar Merel. Zij stemde er direct mee in dat Harm zou blijven.

‘Wil je nog blijven, Harm?’ Nog voordat Harm kon antwoorden zei Van Schie: ‘Liever wel. Mocht het op een of andere manier misgaan, dan heb ik veel aan zo’n ervaren kracht als Harm.’
‘Oké, prima. Houd ons iedere dag op de hoogte, Harm.’ Hij stemde toe en bracht Cinthia naar het vliegveld.

Dagenlang spraken we het scenario door, Karl en ik. Er werden nog steeds meisjes binnen gebracht die door de mannen van Fabio verkracht waren. Ik wilde er geen punt meer van maken en concentreerde mij op de grote dag, het feest dat steeds belangrijker werd. Beveiligers begonnen erover te praten. Nog een week. Karls littekens begonnen voorzichtig te helen, hij deed al weer aan krachttrainingen. De mannen die hem zo verschrikkelijk mishandeld hadden, zijn nooit meer gezien, door niemand.
De eerste vrachtwagens met benodigdheden voor het grote feest werden binnengelaten op de terreinen van de extreem beveiligde bunkers. De bunkers leken van buiten grote ronde silo’s, voor de helft in de grond en voor de andere helft erboven.
Een van de drie bunkers zou totaal aangepast worden voor het grote feest van de Cambino’s voor hun personeel. Nog steeds vroeg ik mij af hoeveel en welke mensen er maandelijks omgekocht moesten worden om dit gigantische bedrijf in stand te kunnen houden. Alles en iedereen leek corrupt. En juist dit besef maakte dat ik angstig was voor mijn vluchtplan straks. Ik moest over die b-wegen naar de grote weg. Alles zou afhangen van hoeveel ik teweeg kon brengen tijdens het feest.

Een prachtige fontein werd in het midden van de grootste ruimte opgebouwd. Met een diameter van 10 meter en kristallen opbouw mocht dit het mooiste stuk van het feest genoemd worden en tevens het meest dodelijke voor veel deelnemers. ‘Alleen werknemers, geen kinderen en vrouwen.’ Het suisde soms door mijn hoofd. Veronderstel dat er toch kinderen of vrouwen mee zouden komen? Dit waren voor mij direct onschuldigen. Een nacht voor het feest. Ik haalde de dodelijke bacteriën uit de incubator en loste ze op in een fles met water van ongeveer vijfentwintig graden. Een fles met een brede hals, zodat deze bij het omdraaien bijna direct leeg zou zijn. De optie pindasaus had ik laten varen omdat de hoge temperatuur van de saus de bacterie zou doden. Alleen de fontein. Karl zou de fles omdraaien omdat het mij logisch leek, en Karl ook. Karl had veel meer bewegingsvrijheid, hij zou zonder op te vallen overal kunnen lopen. Ik zou dat ook kunnen, maar ik zou opvallen omdat ik op plekken zou komen waar ik nog niets te zoeken had. Karl had er bij Fabio op gestaan dat hij weer mocht werken. Hij was de laatste weken ook goed hersteld met heel veel extra aandacht van mij. De meeste keren sliep ik in zijn bed, naast hem. Hij was als een broer voor mij en ik vond het heerlijk tegen zijn warme lijf aan te liggen in de wetenschap dat er geen seks bij zou komen kijken. Dit leek voor hem uitgesloten. Dat maakte het zo warm en bijzonder. Hij werd mijn beste maatje binnen deze afschuwelijke en moordende muren van staal en bloed.

Ik liep vaak tussen alle bouwvakkers door, kijkend hoe hun bezwete lichamen ploeterden om alles op tijd af te krijgen. Nog slechts twaalf uur verwijderd van de opening. Karl en ik waren al twee dagen aan de antibiotica. Een kuur van tien dagen moest ons beschermen tegen infectie alhoewel ik niet zeker wist dat wij niet ziek zouden worden. Ook Karl wist dit, hij vond het prima.

Karl en ik stonden tegenover elkaar in mijn behandelruimte. Karl had zelf zijn lakens van zijn bed gehaald en op de grond gelegd. Bijna symbolisch, alsof hij zeker wist dat hij hier niet meer zou slapen. Ik had een kleine reistas volgestopt met spullen die ik dacht nodig te hebben onderweg, net als Karl. De fles met hoog besmet water had ik in mijn oven gezet met de constante temperatuur van zevenentwintig graden. Nu was het moment, het moment wat wij samen al tientallen keren hadden doorgesproken. Ik stopte de oven en gaf hem de fles met water. Ik had handschoenen aan, Karl niet. Hij pakte de fles en kuste mij voorzichtig op mijn lippen. Ik zou een meter of 20 achter hem blijven. Ik zou onzichtbaar blijven voor hem, als ik mij voor hem zichtbaar zou opstellen zou dat betekenen dat er gevaar was. Een beweging met mijn ogen naar beneden zou de aftocht betekenen. Een van zijn collega’s sprak hem aan. Hij schroefde de dop van de fles en gaf zijn collega wat te drinken, van het water. Deze man zou een paar uur later al doodziek kunnen zijn besefte ik. Hij kwam bij de fontein en draaide de dop van de fles, liep langs de fontein en draaide de fles vliegensvlug om in het bassin. Op dat moment begonnen de sproeiers in de fontein te werken. Karl liep rustig door.