Dodelijke date 48

Hier lees je de vorige delen...

Ik was twee volle dagen met Karl bezig en had zijn rol in mijn scenario uitvoerig beschreven. Letterlijk en in mijn hoofd. Ik propte Karl vol met goede medicijnen. Snelle wondgenezers, vitaminen en lichte ‘pepmiddelen’, middelen die hem scherp zouden houden, maar ook de juiste antibiotica voor wat ik van plan was. Nog twee nachten voor het feest van de bunkers. Ik zat op bed en liet mijn scenario tot twee à drie uur voordat het moest gebeuren aan de binnenkant van mijn ogen passeren, honderden malen. Ik sloot iedere mogelijke fout uit en bedacht er een plan B voor. Ik zou wegrijden in de chaos met een auto die ik zou stelen.
Ik zou met de kweek op twee fronten spelen: ik zou de helft van de kweek legionella in de soep laten verwerken en de andere helft in de fontein gooien.

Ik had bij Fabio afgedwongen dat ik twee vaste ziekbedden zou krijgen. Deze werden geïnstalleerd, waarna Karl een fatsoenlijke plek kreeg om verder aan te sterken. Fabio’s vaste beveiliger stapte binnen. Hij observeerde Karl snel. Ik keek hem met een scherpe blik aan.
‘Jullie laten hem nu met rust of jullie krijgen met Fabio te doen’, zei ik fel. Tien seconden na hem kwam Fabio binnen.
‘Rustig maar, Martha’, zei Fabio rustig.
‘Rustig? Heb je gezien hoe ze die man hebben toegetakeld?’
‘De mannen die dit op hun geweten hebben zijn ontslagen. Dit tolereer ik absoluut niet. Karl is een betrouwbare kracht, ik kom gewoon kijken hoe het met hem gaat.’ Ontslagen, ik wist precies wat hij bedoelde. Fabio Cambino ontsloeg niemand. Ja, van het leven.
‘Naar omstandigheden goed. Hij zal weken moeten herstellen, dus werken is er voorlopig niet bij voor hem.’
Hij knikte alleen en liep naar het bed van Karl. Hij ging met zijn hoofd naar het zwaar gewonde hoofd van Karl en zei iets tegen hem wat ik niet kon verstaan. Hij verdween weer met een dikke glimlach naar mij. Zijn beveiliger liep als een trouwe hond Fabio achterna. Ik ging direct naar Karl.
‘En?’ vroeg ik nieuwsgierig. Hij draaide zijn kapot geslagen en geschopte hoofd langzaam naar dat van mij.
‘Hij zei mij dat het feest met twee weken was uitgesteld omdat het te koud zou zijn het buiten te vieren de komende weken. Maar ook dat hij het te druk had met twee gecompliceerde zendingen van vrouwen naar het Midden-Oosten.’ Ik voelde dat het geluk mij meezat. Ik zou de tijd krijgen Karl uitvoerig in te lichten en voor te bereiden.
‘Werkelijk, het had niet beter kunnen zijn. Het is een geschenk uit de hemel.’
‘Maar voor wat, Martha?’ Ik keek hem indringend aan.
‘Wat ik je nu ga vertellen, kan mijn dood betekenen.’
Hij onderbrak mij en legde zijn geschaafde hand met wijsvinger en middelvinger op mijn mond.
‘Als jij sterft, dan sterf ik samen met jou. Jij zit hier gevangen al ik weet niet hoelang. En mij is hier een levensillusie afgenomen, namelijk dat je je maten in alles kunt vertrouwen. Dat je de mens kunt vertrouwen. Ik heb geen familie meer, ben nooit getrouwd geweest, ik zou niet weten met wie. Niemand wist ooit van mijn geaardheid. En hier, in dit godvergeten hol, komen ze erachter doordat ik mijn kast niet af had gesloten tijdens het douchen, iets wat ik normaal nooit vergeet.’
‘Je kast niet had afgesloten?’
‘Ik slaap hier veel, onderin mijn kast onder wat vuile trainingsbroeken lag een kleine vibrator. Dat was genoeg om mijn leven te verwoesten.’
Ik zat naast zijn bed en stond langzaam op. Ik pakte zijn bijna totaal met verband ingepakte gezicht beet. Alleen zijn voorhoofd was nog vrij. Ik kuste hem daar en proefde zijn zweet.
‘Ik zal je nooit verlaten of iets aandoen, lieverd. Je bent hier veilig zolang ik leef. Ik zag een kleine traan uit zijn ooghoek ontsnappen. Zo’n grote sterke man, ik voelde mee met zijn intens verdriet.

‘Maar wat is er nu, Martha? Wat ben je in godsnaam van plan allemaal?’
‘Wel eens gehoord van de legionella-bacterie?’
‘Legionella wat?’ Ik keek naar de incubator op tafel een paar meter verderop in de andere ruimte, mijn werkruimte. De kleine ruimte waar twee bedden stonden en waar Karl lag, was gescheiden door een muur waar een groot gat ingemaakt was, ter grote van drie normale deuren.
‘Wat zit er in dat kleine glazen schaaltje?’ vroeg Karl nieuwsgierig geworden.
‘De legionella-bacterie’, zei ik droog.
‘En daar ga je het allemaal mee doen?’
‘Geloof mij, wat er in de incubator zit, is machtiger dan een leger met volle bewapening. Het maakt je doodziek na inademing of inname via voedsel.’
‘Da’s mooi, Martha, maar hoe zie jij dan dat wij wegkomen?’
‘Wij nemen preventief de juiste medicijnen in.’
‘En dat is alles?’
‘Dat is alles. Als je weet wat je doet, kun je het overleven. Sluit niet uit dat ook wij ziek kunnen worden. Maar hé, het is dat of hier sterven van ouderdom. Want volgens mij kom jij hier ook niet levend weg. Of vergis ik mij?’
‘Wat denk jezelf? Een beveiliger bij Fabio Cambino ben je voor het leven. Maar geloof mij, de meesten halen hun pensioen niet hier. Bijna al zijn personeel leeft heftig en spendeert alles wat het verdient aan coke, hoeren en drank. Wat dat betreft is mijn functie anders hier, maar ik zit in hetzelfde schuitje als jij. Maar waarom heb je mij nodig?’

‘Er zijn momenten dat er iemand op de uitkijk moet staan. Ik wil niet voortijdig doodgeschoten worden omdat ik ergens ben waar ik niet kan en mag zijn. En er zijn nog wel meer zaken waarbij ik je kan gebruiken en jij mij. Wat denk je van de ontsnapping? Zonder iemand erbij is het bijna niet te doen. Ervan uitgaand dat Fabio, mocht hij daartoe nog in staat zijn, alle vliegvelden en wegen af zal laten sluiten. We moeten een auto hebben die zowel door zand kan rijden als heel snel over verharde wegen.
Dit is het scenario zoals ik het nu uitgedacht heb, vul mij gerust aan als je missers ziet.
We verspreiden de bacterie tegelijkertijd, dus in een gerecht dat ze bijna allemaal eten. Daar kun je mij al helpen. Daarna gaat er een gedeelte van de bacterie in de fontein.’
‘Hoe weet je dat er een fontein is?’
‘Ik heb het scenario mogen inzien omdat ik de EHBO’er ben voor deze avond.’
‘Dat heb je dan al lekker voor elkaar. Maar dan mag je toch sowieso overal komen?’
‘Klopt, maar ik wil niet overal gezien kunnen worden, ook al mag ik gezien worden. Snap je?’
‘Ik zie er nu een beetje dom uit, maar dat ben ik niet.’ Hij glimlachte en dat deed zeer in zijn gehavende gezicht.
‘En ik zou de pindasaus doen, de soep vreten ze niet allemaal. Sauzen wel, de vetbekken.’
Ik kon wel lachen om zijn harde uitspraken.
‘We hebben heel wat nodig, Karl. En ik zou mijn dochter kunnen inschakelen, maar ik wil haar onder geen beding in gevaar brengen.’
‘Is je dochter hier?’ vroeg hij. Even flitste het door mijn hoofd of ik echt alles tegen hem moest zeggen.
‘Ja, ze was geïnfiltreerd als schoonmaakster.’
‘Jezus, Martha, nog steeds?’
‘Niet meer. Maar ik weet zeker dat ze buiten ergens wacht met handlangers. Politie uit Nederland en zo. Maar ik wil er niemand bij betrekken.’
‘Dat is een beetje dom, vind je niet?’
‘Nee, hoezo?’
‘Je kunt de auto toch laten regelen? Hoe weet je zo zeker dat je iemand autosleutels kunt ontfutselen die avond of nacht? Die bacteriën verspreiden zal niet eens het probleem zijn, maar wat betreft het wegkomen, dien je nog wel te sleutelen aan je plan. En nog wat Martha, heb je verdomme goeie pijnstillers, want het voelt alsof ik geneukt ben door de Eiffeltoren.’
Ik kon mijn glimlach maar moeilijk verbergen.
‘Ik geef je morfine. Genoeg om te slapen tot morgen en later. Je moet rusten, heel veel rusten, lieve Karl. Vanaf nu zorg ik voor je.’
Ik spoot de injectie met morfine langzaam in zijn infuus. Niet veel later vielen zijn ogen met een grote glimlach dicht. Hij zou voor zeker 20 uur slapen, ook al omdat ik er wat slaapmiddel bij spoot. Het was stil en besloot bij hem te blijven in het enige bed wat nog over was en naast dat van hem stond. Ik trok de lakens over mijn oren. Er vlogen gedachtes en gevoelens door mijn hoofd en lijf. Ik hoorde wel gerommel op de gang, maar had voor de zekerheid mijn deur op slot gedaan. Nu werd er gerommeld aan mijn deurkruk, ik vloog mijn bed uit en keek direct naar de deurkruk. Ik zag hem ronddraaien. Inmiddels had ik het directe nummer van Fabio, hij had het mij vrijwillig gegeven. Ik belde, hij nam direct op.
‘Ja?’ zei hij kortaf.
‘Iemand staat aan de deurkruk van mijn op slot gedraaide deur te draaien.’
‘Vraag wie het is.’
‘Wie daar!’ schreeuwde ik, terwijl ik een vlijmscherp scalpelmes pakte. Al zou ik deze aaiend langs de hals halen, het slachtoffer zou snel leegbloeden.
‘Doe open, trut, of we schieten!’