Springveer 2

Dit stuk is een vervolg op deze column.

Ik wacht al vijf weken op je. Opeens belde je. 'We gaan uit', zei je. Ik wist niet wat ik ervan moest denken maar ik wist wel dat ik je weer wilde zien. 

We komen de kroeg binnen. De stank van zweet en bier vervult m'n neus. Ik ben ver heen, niet van de drank maar omdat ik je weer zie.

Opeens zie ik je gezicht, je zegt iets. Alles eromheen is wazig. Dansen. Ok. We gaan dansen. Na een paar pilsjes kom ik los en dansen we de avond weg. Ik dacht dat ik je kwijt was. Nu een zoen, nee, je moet je make-up bijwerken.

Ik sta alleen in de kroeg en ik wil rennen. Wegrennen. Zover mogelijk van hier. Maar ik ben verstijfd. Je hebt me in je macht. En je weet het.

Je wilt naar huis, wispelturig als je bent. Het is dan ook 02:00 uur, ik vind het best. We fietsen lallend en lachend over straat. We gaan naar mijn huis.

Even samen douchen. Alles komt weer terug. Ga je me weer verlaten? Wat heb ik aan je?

Je legt jezelf op bed, je kijkt uitdagend. Ik kan me niet meer inhouden. Het voorspel is geweldig, het vrijen zelf is hemels en tevreden vallen we in slaap.

Om 10:00 uur ben ik wakker. Een triest gevoel maakt zichzelf meester van mij. Is dit wéér de laatste avond?

Ik maak je ontbijt. Je springt op je fiets, geeft een kus en zegt 'tot snel'. Ik geloof je niet. Weer hoor ik het akelige geluid van de springveer van het slot van je fiets. Is dit het slot. Bel je me?