Op een mooie pinksterdag

Vroeger was ik nooit zo'n strandganger. Vooral niet wanneer de zon scheen. Dat was mij veel en veel te druk. En te warm. Veel te warm. Nu ik op steenworp afstand van de kust woon, vertoef ik wat vaker met mijn blote voeten in het zand. Sinds kort heb ik ook nog eens een prachtige dame aan de haak geslagen, een echte 'beachbabe'. Dus ook ík moest eraan geloven afgelopen weekend.

Vrijdagavond na het werk. Laptop dicht. Slippers aan. Deur op slot. Auto in. En nog geen tien minuten daarna laten we voetstappen achter in het natte zand. Een paar tellen later neemt de zee de afdrukken weer mee. We zoeken een strandtent op waar we ons avondeten nuttigen.

Tijdens het eten vraagt ze: "Zullen we morgen ook weer naar het strand gaan? Heel vroeg?" Ik verslik mij bijna in mijn eten. Met haar grote groene ogen kijkt ze me vragend aan. Durf dan maar eens nee te zeggen.

Heel even schiet de gedachte door mijn hoofd van tienduizenden mensen die handdoek aan handdoek naast elkaar liggen te bakken in de brandende zon. Zwetende lijven. Jengelende kinderen. Overspannen moeders.

Maar voordat ik er erg in heb, klinkt er een volmondig 'ja' uit mijn mond. Ik probeer de beelden van zojuist uit mijn gedachten te wissen. Dat lukt al snel, want tegenover mij zit de gelukkigste vrouw van de wereld te stralen.

Onderweg in de auto naar huis vraag ik voorzichtig wat ze precies bedoelt met 's morgens vroeg. Hoe vroeg is vroeg? Ik krijg een politiek antwoord: "Wanneer we wakker zijn." Voordat ik 's avonds aan het koordje in de slaapkamer trek, vraag ik voor de zekerheid of ze nog een wekker wil zetten. "Nee hoor, lief. Ik ben altijd op tijd wakker", glimlacht ze. We geven elkaar een zoen en glijden de zwoele nacht in.

"Je lag te dromen", fluistert mijn vriendin, terwijl ik ontwaak van de eerste zonnestralen op mijn gezicht. "Je ogen gingen heel snel heen en weer", en ze geeft me een kus op mijn bezwete voorhoofd. Gelukkig kan ik mij er niks meer van herinneren, denk ik op dat moment. Het was vast en zeker een droom waarin we urenlang in de file stonden om daarna na nog eens een uur een parkeerplek gevonden te hebben. Op een halfuur lopen van het strand. In de brandende zon.

Ik gluur met mijn neus onder het dekbed vandaan richting de wekkerradio, maar eigenlijk wíl ik helemaal niet weten hoe laat (lees: hoe vroeg) het is. Bij het zien van de bovenkant van het eerste getal besluit ik niet verder te kijken. Het kan een acht, maar ook een negen zijn. Vroeg dus.

Uit de badkamer komen wakkere geluiden. Ik draai mij nog heel even om. Mijn vriendin weet precies hoe ze me uit bed kan krijgen en een paar minuten later klinkt er een "Ik heb koffie voor je, schat" uit de keuken. We ontbijten samen, waarna ook ik onder de douche spring. Niet dat ik onder de douche sta te springen. Dat zou raar zijn.

"Zullen we zo gaan, schat?"
"Hebben we alles?"
"Portemonnee, tas, water, chips, handdoeken?"
"Neem jij jouw sleutels mee?"
"Wat loop je nou te treuzelen?"

Zij staat al met een hand aan de klink van de voordeur. Haar tas om haar schouder. "Weet jij waar…", vraag ik haar. "Op de achtertafel", onderbreekt ze me. Nog snel pak ik mijn telefoon mee en trek de deur achter me dicht. Mijn vriendin heeft de auto al gestart.

We zetten Spaanse muziek op en rijden richting het strand. Het is rustig op de weg, hier en daar wat fanatieke fietsers. Een paar minuten later rijden we Wijk aan Zee in. 'Parkeren op de dorpsweide, €3', staat er op de bordjes. Verkeersregelaars zijn al druk doende. Gelukkig zijn we vroeg en kunnen we de auto op een plek dichtbij het stand parkeren. Gratis.

Het is al een gezellige drukte op het strand. We leggen onze handdoeken neer op een mooie plek, smeren elkaar in en gaan rustig liggen. Zij op haar rug, ik op mijn buik. "Je ogen kleuren prachtig tegen de blauwe lucht", zegt ze. Ik smelt. De zon brandt zachtjes op de huid van mijn rug. Met mijn ogen gesloten hoor ik meeuwen, spelende kinderen en een zacht ruisende zee.

We draaien ons een aantal keren om, drinken wat water en luisteren naar de vermakelijke gesprekken om ons heen.


"Willen jullie al een Liga?"
"Mag ik nog wat drinken?"
"Jullie blijven wel een beetje in de buurt, hè?"

Het is gelukkig niet zo druk als in mijn spookbeelden. De eerste buren liggen op een meter of zes. Vanuit een strandhuisje hoor ik een man zingen: "Het was aan de Costa del Sol."


In de loop van de dag wordt het steeds drukker en drukker. En warmer en warmer. Hier en daar raakt een ouder, ietwat bevangen door de hitte, overspannen.

"Wat had ik nou gezegd?!"
"Ga nou niet met je voeten erop!"

"Mam, mag ik nog een ijsje?"
"Ja, maar ik heb het zo warm."
"Als je zo zeurt, gaan we meteen weer naar huis."

Wanneer de zon haar hoogste punt aan de hemel heeft bereikt, pakken we onze spullen in en wandelen we voldaan weer naar de auto. "Je bent lekker verkleurd", zegt mijn vriendin. De dorpsweide staat inmiddels vol met auto's. Op mijn telefoon lees ik dat er files staan richting het strand.

Gelukkig waren we er al vroeg. Die vriendin van mij heeft goede ideeën. "Wanneer gaan we weer?", vraag ik haar met een glimlach op mijn gezicht.