Dikker of dunner

Voor me in de trein zit een vrouw van rond de dertig jaar. Ze draagt een korte jas, spijkerbroek en winterhakken. Ik kijk naar haar schouders, heupen en middel. Is ze dikker of dunner dan ik? Ik kijk nog eens naar de lijn tussen de heupen en schouders en probeer haar af te zetten tegen mijn lijf. Dikker. Ja, ze is dikker. Ik glimlach en kijk weer uit het raam.

Dit alles heeft plaatsgevonden in slechts enkele seconden. De vrouw spiegelt zich om de haverklap met andere vrouwen. Twintig kilo geleden deed ik het ook en zag ik of hele dikke vrouwen, ofwel vrouwen die voor mij een ogenschijnlijk onbereikbaar figuur hadden. Het maakte me niet eens jaloers: ik had me erbij neergelegd. Als ik nog dikkere vrouwen zag, was ik gerustgesteld: het kon nog altijd erger. En ik at een reep chocola.

Nu, twintig kilo lichter, kijk ik meer om me heen. Bij het spelletje ‘dikker of dunner’ is het antwoord vaak ‘dunner’. En ook nu vind ik dat niet erg, maar ik weet wel weer goed waarom ik op mijn eten let en waarom ik iedere week sport. Want natuurlijk wil ik ook dat dunnere lijf. Ik zou ook wel op het strand willen pareren met dikke tieten en een supersmal middeltje, met van die kleine stevige ronde vrouwenbilletjes en van die benen die boven de knie slechts een beetje smaller zijn dan bij de bovenbenen. Ik zou ook wel in slechts een bikini m’n aars in de lucht willen steken en wat vingers ophouden onder het mom van beachvolleybal, zonder me druk te maken om putjes en rolletjes en de kletsende dijen bij iedere sprong opzij. Ik wil ook wel eens Doutzen Kroes zijn en een bak met geld verdienen door een slok drinken te nemen en met mijn kop op tv te komen.

Maar het is niet zo. Natuurlijk is dat niet zo! Mijn kont stuitert ook nog in allerlei hobbels en rolletjes heen en weer tijdens het hardlopen. De gemiddelde vrouw in Nederland heeft maat 42 en weegt tussen de 70 en 80 kilo. Dat is goed nieuws voor mijn ‘dikker of dunner’-spelletje, want in de praktijk blijkt dat ik ook vaak het antwoord schuldig moet blijven. De vrouw waar ik naar kijk, lijkt ongeveer dezelfde maten te hebben als ik. “Maar ik heb dikkere tieten”, roept het stemmetje in mijn hoofd vol trots. Er moet immers verschil zijn tussen mij en de vrouw voor me in de trein.

Maar dan schudt de vriendin naast me het hoofd. “Je bent dunner dan die vrouw”, zegt ze. Ik kijk nog eens en zie het echt niet. “Nou ja,” nuanceert ze, “zij heeft dunnere bovenbenen, maar jij hebt iets smallere heupen en je taille is veel slanker.” Het is lief van haar hoor, maar het spelletje ‘dikker of dunner’ is toch iets anders in mijn eigen hoofd.