De dikke Indiėr

Iedere morgen als ik naar mijn werk fiets, kom ik hem tegen: de dikke Indiër. De dikke Indiër is een goedlachse jongen die altijd kneiterhard fietst, zonder dat het hem enige moeite lijkt te kosten. Met zijn oordopjes in en de telefoon in de hand, belt hij iedere ochtend tijdens zijn fietstocht. Ik vang alleen maar flarden op. “Dat is goed”, “een videoclip”, “leuke muziek”. Meer hoor ik niet als ik keihard achter hem aanfiets om aansluiting te vinden.

De dikke Indiër is mijn tijdlijn naar het werk. Ik vertrek meestal zo’n twee minuten te laat en doe dan op de fiets mijn stinkende best om die tijd weer in te halen. Ook al maakt het niets meer uit, onderweg kijk ik toch op mijn telefoon om te zien hoeveel tijd ik nog over heb. Net zoals je in sportwedstrijden soms een lijntje ziet om aan te geven waar het vorige record lag, of hoe de tegenstander van de vorige wedstrijd het heeft gedaan, zo zie ik dat lijntje voor me, als de schaduw van mijzelf die gisteren wél op tijd kwam. Op zulke dagen is het een race tegen mezelf.

Tenzij ik dus die dikke Indiër tegenkom. Zodra ik de dikke Indiër zie, hoef ik hem alleen nog maar bij te houden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Bij wind tegen blokkeert hij dan wel een deel van de wind, maar zijn tempo is adembenemend. Ook is het heel geruststellend: als ik achter hem aan kan blijven fietsen, kom ik op tijd. Het enige wat ik hoef te doen, is alles uit mijn benen halen en hem als een schaap te volgen op de lange rechte weg.

“Hoi, met mij weer. Ja, het is zo lachen, die gekke vrouw met die lange grijze jas en joodse neus zit weer achter me aan. Ik vraag me af of haar hoofd nog roder kan als ze achter me aangaat. Wat denk je, zal ik nog eens wat sneller gaan, om te zien hoe hard ze kan? Het is zo lachen jongen. Maar anyway, ik heb vanmorgen op YouTube nog een videoclip gezien met leuke muziek. Misschien kan je daar wat mee als ondersteuning van de opening van dat evenement. […] Dat is goed, tot zo!”