Dertigersdilemma

In mijn jeugdjaren had ik een stickerboek. Sterker nog, ik had er vier of vijf. Tja, dat heb je wanneer vader eigenaar is van een zeefdrukkerij. Vriendjes lieten hun oog doorgaans vallen op bontgekleurde dieren, malle poppetjes, opgestoken middelvingers of overig schunnig materiaal. Welkome opvulling van de volgestouwde albums, maar ik was meer geïntrigeerd door een zwart exemplaar met zilverkleurige letters. Stichting Pandora, als ik me niet vergis. Nu heb ik u in het verleden vele malen deelgenoot gemaakt van mijn falende geheugen, maar in dit geval staat de tekst me nog kraakhelder voor de geest.

Bent u normaal?
zo zo

Bent u eigenlijk wel helemaal normaal?
da’s vreemd
zo, dus u bent helemaal normaal?
da’s gek

Ik moest terugdenken aan de sticker toen afgelopen week de vierde collega binnen één jaar bleek te zijn uitgebrand. Oftewel depressief, want psychiatrisch gezien is een burn-out identiek aan een doodgewone depressie. Het klinkt alleen wat minder beladen. De collega in kwestie deed er nog een eufemistisch schepje bovenop. Hij lijdt naar zijn zeggen aan een quarterlife crisis, oftewel een dertigersdilemma.
Het is anno 2014 geen pretje om mens te zijn. Kom je als kind per ongeluk in aanraking met een psychiater, dan heb je grote kans door het leven te moeten gaan als ADHD-patiënt of PDD-NOS-lijder. En mocht je door de mazen van de jeugd-GGZ zijn geglipt, dan ligt de eerste burn-out spoedig op de loer, gevolgd door een postnatale depressie. Of een quarterlife crisis.

De welvaart heeft een hoge prijs. Het is een wilde gok, maar ik kan me niet voorstellen dat mijn verre voorouders wekenlang hongerig toekeken hoe een kudde adolescente gazelles vrolijk rondom hun nederzetting dartelde vanwege een burn-out. ‘Nu even niet schat, ik heb een quarterlife crisis.’ Zoals ik zei, het is giswerk, maar ik hoor het ze nog niet zeggen.  ‘Excuses, de komende anderhalve maand komt er geen gnoe op de plank. Ik ben bezig met een re-integratietraject. Wat administratief werk enzo’. Misschien zit ik ernaast.

Het dertigersdilemma, ik kan erover meepraten. Nu de teller op 34 staat, gaat het leven allerminst over rozen. Vanmorgen nog de twijfel of ik een gele dan wel paarse boxershort zou aantrekken, vanmiddag de schier niet te maken keuze tussen een krat Amstel in de aanbieding of mijn vertrouwde Warsteiner voor het volle pond. Tijd voor een wagonlading aan benzodiazepinen. Snel het nummer van de bedrijfsarts opsnorren.

Wie denkt dat ik alle geestelijk ongezonde personen belachelijk wil maken, kan nauwelijks verder van de waarheid af zitten. Want laat het duidelijk zijn dat er een heleboel mensen daadwerkelijk lijden aan een (al dan niet ernstige) psychiatrische aandoening. Maar wat ik met de vorige drie alinea’s duidelijk wil maken, is dat serieuze aandoeningen door buitenstaanders steeds minder lijken te worden erkend, doordat er te pas en te onpas wordt gesmeten met modetermen als twintigerstwijfel, dertigersdilemma of wat dies meer zij. Ik bemerk bij mezelf althans deze neiging. ‘Daar heb je er weer zo een.’ 

Een van de voornaamste kritiekpunten op de categorisatie van psychische aandoeningen, zoals tegenwoordig wordt gedaan aan de hand van de DSM-V, is de myriade aan gedocumenteerde stoornissen. Er is geen ontkomen aan. Val je ten prooi aan een psychiater, dan is er altijd wel een hokje waarin je zult worden gepropt. Je zit toch niet voor niets tegenover hem of haar? En mocht je toch niet voldoen aan alle nauwkeurig omschreven criteria, dan word je opgescheept met een stoornis NAO. Niet anders omschreven. Maar wel gek.

In een befaamd experiment van David Rosenhahn uit 1973 meldden 8 pseudopatiënten zonder psychiatrische voorgeschiedenis  zich bij verschillende Amerikaanse ziekenhuizen met de klacht dat ze stemmen hoorden. Behalve dit verzonnen verhaal gedroegen ze zich volkomen normaal. In alle gevallen werd de diagnose schizofrenie gesteld en werden ze minimaal twee maanden lang opgenomen en volgestopt met antipsychotica (die ze niet innamen). En dat terwijl de meerderheid van mensen met auditieve hallucinaties (stemmen horen) geen schizofrenie of andere psychiatrische aandoening heeft. 

Iets soortgelijks lijkt er in het huidige tijdsgewricht aan de hand. Iemand die zich somber voelt wordt gelijkgeschaard aan een ernstig depressief persoon met suïcidale neigingen. Met als gevolg dat de leek door de bomen het bos niet meer ziet. Zo kan het gebeuren dat een psychiatrisch patiënt door zijn omgeving wordt gezien als veinzer of aansteller. En daar wordt de persoon in kwestie nou niet echt beter van.

Ik voel me ook weleens kut en heb een aantal weken minder zin om te werken, maar verder ben ik helemaal normaal (da’s gek). Ik ga toch. Sommige mensen kunnen daar een voorbeeld aan nemen (een narcistische persoonlijkheidsstoornis, dat kan niet missen). Nog ruim vijf jaar moet ik weerstand bieden aan het verschrikkelijke dertigersdilemma. Daarna knipper ik drie keer met m’n ogen voordat het tijd is voor de midlifecrisis. Tot die tijd wens ik iedereen met echte problemen veel sterkte.