Eén, twee, drie

Waar komen toch ineens al die gouden schaatsmedailles vandaan? De Nederlanders zijn onverslaanbaar op de lange baan. Als het nou een competitiesport was geweest, dan waren er nu al honderden sceptici van de bank opgestaan met een wedstrijdje wie het hardst ‘doping!’ kan roepen. Maar nee, dat past niet bij de schaatssport. Toch moet er iets zijn. Zijn het de lange benen van het Nederlandse volk? Of is het dan toch die pindakaas, waar we groot mee zijn geworden?

Langebaanschaatsen. Buiten Nederland weet geen hond waar het over gaat: de Noren en Duitsers zitten gebogen over dat idiote biatlon waar ze militairtje spelen in de sneeuw, met hun gekke gelanglauf en geweertje. De kleine Aziaten schaatsen rechtop door de shorttrack en curling is geen sport. Stoere en gevaarlijke sporten als bobsleeën en ski- en snowboardstunts doen het goed, net als het lekkere gebeuk tussen de aartsrivalen op het ijshockeyveld. Dat zijn nou mooie sporten, want daar gebeurt nog eens wat. Zelfs het kunstrijden wordt beter bekeken dan de langeafstandsbaan: je kijkt toch liever naar zo’n schattig kunstrijdmeisje in haar korte rokje dan naar de bovenbenen van onze Ireen.

Nee, ik ben toch echt bang dat onze Nederlandse toppers het – ondanks hun mieterse prestaties! – toch vooral winnen omdat er geen competitie is. Het is een Olympische eis dat een sport in ten minste 25 landen breed beoefend moet worden om toegelaten te worden tot een van de sport der sporten, waar die begeerde gouden plak te behalen valt. Het schaatsen sterft uit in de landen om ons heen. Buitenlandse ijsstadions kleuren oranje, maar in Heerenveen spot je hooguit een paar Noren die elkaar om de paar ritten om de hals vallen en allerlei sterkedrank onder hun dikke winterjassen vandaan toveren.

Ergens snap ik het ook wel. Voor een buitenstaander is schaatsen vergelijkbaar met een uitzending van de Teletubbies. Twee aan twee doen steeds dezelfde mensen in steeds dezelfde pakken precies hetzelfde. Ze beuken niet tegen de ander aan, er is geen mogelijkheid tot intimidatie of zichtbare tactiek op het ijs. Schaatsen is zowel letterlijk als figuurlijk te gestroomlijnd. De sport is tot op de duizendste seconde geperfectioneerd. Dat is een compliment voor de sport, maar het zal waarschijnlijk ook zijn ondergang worden. De Nederlanders zijn dan wel de ultieme schaatsatleten met driemaal een één, twee, drietje, maar wie geeft daarom behalve de Nederlanders zelf?