Voed ze positief op!

Het is eerst nog rustig in de trein. Ik heb een lange reis voor de boeg, maar zonder overstappen. In de kiosk op het station heb ik een boek gekocht dat ik al heel lang wilde lezen en dat nu voor een prikkie te koop lag. Pik in! Tevreden installeer ik me met mijn boek en twee broodjes eggs and bacon. Heerlijk!


Maar niet voor lang. Bij het volgende station stapt een moeder in met haar twee kinderen, een jongetje van een jaar of zes en een meisje van ongeveer vier jaar. De moeder kijkt alleen maar naar het schermpje van haar mobiel en is druk aan het sms’en, appen, of weet ik veel wat ze doet. De kinderen praten hard. Heel hard. Ik had ze al lang gecorrigeerd, maar die moeder lijkt niets te zien of te horen. Ja, het schermpje van haar telefoon, dat ziet ze wel.


Ik besluit om me weer in mijn boek te verdiepen. Sowieso al moeilijk als je de eerste bladzijde aan het lezen bent en je alles nog eigen moet gaan maken; namen, locatie, enz. De kinderen beginnen nu te zeuren: ‘Mam, mag ik een stroopwafel? Mam?’ De moeder humt wat maar geeft geen antwoord. Het jongetje besluit zelf actie te ondernemen en pakt de tas die naast zijn moeder staat. Zonder haar ogen van het schermpje af te wenden, graait ze de tas terug. ‘ Niet doen!’, snauwt ze. Ik begin weer bovenaan de bladzijde met de neiging om mijn vingers in m’n oren te stoppen, maar dan kan ik mijn broodje niet eten.


Het blijkt een echte niet doen- hou op-schei uit moeder te zijn. De kinderen jengelen, dreinen, zeuren, ruziën, maar valt het ze kwalijk te nemen? Ik laat het boek op mijn schoot rusten en moet denken aan de tijd dat mijn kinderen nog klein waren en ik met hen van Rotterdam naar Kampen reisde om bij mijn ouders te gaan logeren. Mijn kinderen kwebbelden er ook altijd lustig op los en mobiele telefoons bestonden nog niet. Zij waren altijd enorm geïnteresseerd in wat ze allemaal zagen onderweg en ook naar de medereizigers. Dit laatste zorgde ook weleens voor pijnlijke momenten (‘Mama, waarom heeft die meneer zo’n dikke buik?’) maar over het algemeen vermaakten ze zich goed onderweg. Niet met iPads, niet met computerspelletjes maar gewoon met datgene wat voorhanden was. En ik was er voor hen om antwoord te geven op al hun vragen. Wat is er buiten te zien? Waar zijn we nu? En ja, ook vragen als ‘duurt het nog lang,’ wat natuurlijk een volstrekt logische vraag is voor een jong kind. Deze moeder kijkt niet naar haar kinderen maar zeurt wel onophoudelijk dat ze op moeten houden, niet op de bank mogen staan, niet aan haar hoofd moeten zeuren, maar ze biedt ze geen enkel alternatief. Dus logisch, dat deze kinderen stiervervelend worden. Ze vervelen zich ook letterlijk en gaan dat natuurlijk afreageren. Op elkaar, op hun moeder. De moeder zucht alleen maar en snauwt en grauwt zo nu en dan.


Is het beroepsdeformatie? Ik werk al zo lang met kinderen en ouders, dat ik - vaak onbewust - altijd aan het observeren ben als ik ouders en kinderen samen zie, ook buiten mijn werk om. Die mobiele telefoons vallen mij altijd meteen op. Een kersverse moeder loopt te wandelen met haar baby, duwt de kinderwagen met één hand en is aan het bellen of appen met haar andere hand. Ik snap daar niks van. Het is zo belangrijk om je kinderen jouw onverdeelde aandacht te geven!
Dat is wel het hedendaagse probleem. Kinderen willen leren, willen ervaringen delen met hun ouders. Ze voelen het aan, als ouders er niet, of maar half bij zijn met hun hoofd.


Sinds een paar jaar werk ik in de kinderopvang, hoewel mijn hart nog steeds in het onderwijs ligt. Daar hoop ik ook ooit terug te keren als de kredietcrisis voorbij is. Voorlopig stel ik me tevreden, een vast contract is gewoon heel belangrijk in deze tijd. Ik heb ook best veel ervaring opgedaan in de kinderopvang door als coach pedagogisch medewerkers te coachen op de werkvloer. Vooral de groep 2-4 jarigen is lastig om mee te dealen. De peuterpuberteit is gewoon een heftige fase, zowel voor ouders als voor kinderen. Het is mij opgevallen dat ouders, maar ook pedagogisch medewerkers het heel lastig vinden om grenzen te stellen en regels te handhaven, juist omdat peuters zulke enorme driftbuien kunnen ontwikkelen. Opvoeders vertonen dan juist conflict vermijdend gedrag, geven maar toe, terwijl die driftbuien er juist toe dienen om geremd te worden, om duidelijkheid te krijgen over hoe het werkt in het leven, om volwassenen de kaders te laten bepalen.


Om een voorbeeld te noemen: ouders brengen hun kinderen naar het kinderdagverblijf. Sommige kinderen hebben moeite met afscheid nemen en maken een enorm drama. Ouders worden daar onzeker door. Dat snap ik wel, je wilt je kind blij spelend met andere kinderen achterlaten. Je wilt niet, dat je kind huilend achterblijft. Maar juist als je als ouder heel duidelijk bent, zal zo’n afscheid op den duur iets vanzelfsprekends zijn. Kinderen vertonen een bepaald gedrag omdat het ze iets oplevert. Zo simpel is het. En ouders die maar blijven zeggen: ‘ Nog één knuffel dan, dan moet papa echt naar zijn werk.’ Of: ‘ Dit is écht de allerlaatste kus, dan moet mama gaan.’ , maken het voor zichzelf en het kind nodeloos moeilijk. Juist die duidelijkheid, daar gaat het om. ‘Zo, jij gaat lekker spelen, mama gaat werken en ik kom je vanmiddag weer ophalen.’ Kus, en weg. Als je dit drie weken volhoudt, dan zal een kind snappen dat dit de routine is en zal het accepteren dat ouders hen achterlaten in de vertrouwde handen van hun juffies. Op het moment dat ouders gaan twijfelen en kinderen weten daardoor het afscheid te rekken, dan zullen ze dat doen. Het levert ze wat op!
Vooral bij jonge kinderen is het heel belangrijk om duidelijk te zijn. Ik hoor die moeder in de trein steeds vage dingen zeggen als: ‘ Niet doen.’ ‘Houd nou eens op.’ Zoonlief staat op de bank, schreeuwt naar zijn zusje en spuugt haar. ‘ Niet doen,’ zegt de moeder. Wat mag hij niet doen? Schreeuwen? Op de bank staan? Zijn zusje spugen? Waarschijnlijk alle drie, maar bij zo’n vage boodschap zal hij heus geen positief gedrag laten zien op alle drie die punten. Daarom is het ook zo belangrijk om niet het negatieve, maar juist het gewenste gedrag te benoemen. Kinderen filteren de kernwoorden uit zinnen van volwassenen. En volwassenen zijn heel goed in het breien van volzinnen met allemaal komma’s erin. Daar kunnen kinderen echt niets mee! Een kind dat op een treinbank staat? ‘ Ik wil graag, dat je nu gaat zitten.’ Daar kunnen kinderen wat mee. Schreeuwen in de trein? ‘Ik wil graag dat je zachtjes praat. Anders hebben andere mensen last van het geschreeuw.’ Je zusje spugen? ‘ Ik wil dat je lief bent voor je zusje. Bovendien: spugen is vies.’ Dat is duidelijk en bovendien positief.


Soms lijkt het echt, alsof ouders bang zijn voor hun eigen kinderen. Ze durven dan ook niet zelf de verantwoordelijkheid te nemen. Nog altijd moet ik denken aan de tijd dat ik nog een jong meisje was en in de buurtsuper werkte. Een peuter wilde chips, maar dat mocht niet van haar moeder. Het meisje werd boos en pakte toch een zak chips. Ze wilde die zak al openmaken, toen haar moeder zei: ‘Dat mag niet hoor! Kijk eens, hoe boos die mevrouw achter de kassa kijkt?’ Ik antwoordde toen met: ‘ Nee hoor, ik kijk niet boos!’ Kom op zeg, werd ik daar een beetje gebruikt als de boosdoener!


Doordat mijn oudste zoon het syndroom van Asperger heeft, werd ik gedwongen om duidelijk te zijn, structuur te bieden en korte boodschappen te geven. Dit heeft me ook geholpen bij de opvoeding van mijn andere twee kinderen, maar ook in mijn werk als leerkracht en als pedagogisch coach. De vier G’s: Gebeurtenis, Gedrag, Gevoel en Gevolg.
Het maakt het alleen maar duidelijker voor een kind. Wat is er gebeurd? Welk gedrag heb je vertoont? Welke gevoelens roept dit op bij de gedupeerde of bij jou als opvoeder, en wat voor gevolgen heeft dit gedrag.
Simpel. Duidelijk. En het maakt, dat je als opvoeder niet in de valkuil trapt om er gebeurtenissen uit het verleden bij te halen. Nee. Deze specifieke gebeurtenis wordt behandeld, en verder niks.


De trein stopt. De vrouw staat op en sommeert haar kinderen om met haar mee te gaan. Het geluid van haar mobieltje klinkt voor de zoveelste keer. Meteen haalt ze het weer uit haar zak. Ik zie ze buiten mijn raam passeren. De kinderen lachen samen en kijken nieuwsgierig rond. De moeder kijkt naar haar mobieltje.


Ik zucht. Dan pak ik mijn boek en begin op de eerste bladzijde te lezen. Voor de zoveelste keer.