We improviseren wel wat

“We improviseren wel wat,” zei ik altijd, als mijn zoon vroeg of er een vriendje mee kon blijven eten en ik de pannen al op het vuur had staan. Er stond vast nog wel ergens een blik doperwten of een potje appelmoes. Daar maakte ik me niet druk om.

Afgelopen Kerst kwam mijn moeder logeren. Ik dacht, dat mijn kinderen bij hun vader zouden zijn, maar ze wilden toch alle drie hier zijn met Kerst. “We improviseren wel wat,” zeiden mijn lief en ik tegen elkaar. We hadden allemaal een slaapplek in ons kleine huisje en het waren erg gezellige dagen. 

Ik ben niet zo van de structuur. Soms ben ik wel jaloers op mensen die op hun vrije dag om acht uur al lopen te joggen in het park en strak om zes uur achter een bord piepers en groenten zitten. Ik kan dat niet. Mijn werktijden zijn onregelmatig, maar afgezien daarvan, ik leef gewoon van dag tot dag. Ook bezit ik niet de discipline om bijvoorbeeld te denken: ‘Nou , vanavond maar eens vroeg naar bed, de wekker loopt om half zeven af.’ Welnee. ’s Morgens – na vijf uur slaap – dán denk ik: ‘Ik had toch wat vroeger naar mijn bed moeten gaan.’ Mijn lief en ik zijn daarin precies hetzelfde. Komt er wat leuks op ons pad? Doen! En morgen zien we wel weer verder.

Daarom past de nieuwe hobby ook zo goed bij ons. Afgezien van columns schrijven, waarin ik natuurlijk helemaal vrij ben in wat ik schrijf en hoe ik het schrijf, heb ik altijd hobby’s gehad met toch wel  veel kaders en beperkingen. Zo heb ik bijvoorbeeld klassiek pianoles gehad. Speelde ik een noot verkeerd, dan greep mijn pianoleraar meteen in: “Kijk eens goed? Dat staat er niet!” Ook al klonk het verder prima, zo had de componist het niet bedoeld. Pas toen ik ouder werd, leerde ik akkoorden en probeerde ik zelf dingen uit op de piano. En toen vond ik pianospelen pas echt leuk worden.

Ik speelde toneel. Het toneelstuk stond al vast, de tekst ook. Als ik mijn rol kreeg, moest ik als een malle stukken tekst uit mijn hoofd leren. Natuurlijk mocht ik zelf heus wel een draai geven aan mijn karakter door bijvoorbeeld kleding, me in te leven in mijn karakter en dat soort dingen, maar de tekst moest ik wel letterlijk zo zeggen als in het script, omdat dit weer houvast betekende voor mijn medespelers. We deden bijna een jaar over een toneelstuk, voerden het dan een keer of drie, vier op en dat was het dan. Daar had je dan een jaar voor gerepeteerd. Soms vond ik het toneelstuk niet eens leuk, maar goed, dat werd voor ons uitgekozen.

Ook heb ik van kinds af aan in diverse koren gezongen. Het zelfde verhaal. Je kreeg de arrangementen, ik ging de altpartij instuderen en het kwam natuurlijk heel precies, helemaal omdat het soms een vierstemmige en soms een zesstemmige partij was. Sommige liederen of nummers vond ik niet eens leuk, maar ja, niet alleen mijn stem telde. Logisch ook. We studeerden een aantal nummers in, er kwam een optreden, we zongen ons repertoire, en dat was het dan.

En nu zitten mijn man en ik sinds september op improvisatiecabaret. Ge-wel-dig! Verslavend zelfs.

Moet je je eens voorstellen, dat een cabaretier van te voren nog niet weet wat hij gaat doen. Hij is geboekt in Haarlem – ik noem maar wat – en denkt onderweg in de auto: ‘Ehm… Wat zal ik vanavond eens allemaal gaan zeggen? Welke grappen ga ik maken?’ Dat is toch ondenkbaar! Nee, zijn show heeft hij allang geschreven, of laten schrijven, en natuurlijk een ervaren cabaretier zal ook inspelen op het publiek, maar toch is er een rode draad in het programma en bijna alle grappen zijn allang  bedacht en zelfs in try-outs getest op het publiek.

Of een zanger. Die gewoon maar afwacht waar de pianist, of de band, die avond zin in heeft. Het maakt hem niets uit, hij verzint gewoon ter plekke de tekst en voelt wel aan waar de pianist, of de band naartoe wil met de muziek. Nee, zo werkt het niet.

Bij improvisatiecabaret werkt dat dus wél zo. En dat maakt het nou ook zo geweldig. Wij hebben nu één keer een voorstelling voor publiek gespeeld. Echt, supergaaf! En nee, van te voren weet je dus echt niet wat je kunt verwachten! Het publiek bepaalt bijvoorbeeld op welke locatie de desbetreffende  scène wordt gespeeld. Welk voorwerp belangrijk is in het verhaal. In welke relatie de spelers tot elkaar staan. Soms moet je echt behoorlijk uit je comfortzone komen. Voor mijn moest bijvoorbeeld tijdens de voorstelling een hobby worden bedacht. Dat werd hockey! Als ik iets erg vind dan is dat wel hockey… Maar ik heb over hockey gepraat als was het werkelijk het mooiste op aarde!

Is het dan allemaal zo vrijblijvend? Weten de spelers dan niet wat ze doen? Natuurlijk wel! Daarom volgen we wekelijks lessen, daarom spelen we zo veel mogelijk voorstellingen. Om te oefenen, te oefenen en nog eens te oefenen. Mijn man en ik hebben les van Jochem Meijer. Dé Jochem Meijer? Nou, voor ons wel! Een enthousiaste, aardige man, die ons in korte tijd veel basistechnieken heeft bijgebracht. Bij het spelen maken we natuurlijk heel veel fouten. Maar van die fouten leren we in een heel snel tempo! Van Sacha Hoedemaker krijgen we muziek-improvisatie-les! Hij leert ons daar technieken voor. Na één les heeft hij mijn man aan het zingen gekregen. Die zong namelijk nooit, omdat hij dacht dat hij dit niet kon. Ja dus! 

Dus voor ons gelden natuurlijk als spelers ook kaders, afspraken en regels, anders zou het een zooitje worden, maar verder hebben we enorm veel vrijheid. En dat voelt zó fantastisch! In korte tijd hebben we heel veel mensen ontmoet, en het zijn stuk voor stuk aardige mensen. Spontaan, toegankelijk, vriendelijk en grappig.

We leren door de wekelijkse lessen, door de voorstellingen en sneak previews, maar ook door zélf naar improvisatievoorstellingen te gaan kijken. Onze leraar speelt bijvoorbeeld in Easy Laughs. Zij treden elke vrijdagavond op in Crea, een cultureel centrum gericht op studenten. Wij hebben er al heel wat geweldige avonden beleefd! Voor een tientje een fantastische avond, kom daar maar eens mee aan bij Youp van ’t Hek of Theo Maassen!

Maak ik nu te veel reclame voor theatersport? Is een column daar niet voor bedoeld? Ha, ha! Dat is het leuke aan columns schrijven: dat maak ik zelf wel uit! Ja, ja, ik word steeds vrijer en brutaler door theatersport!

Ach, en nu ik toch bezig ben: van 28 januari tot en met 1 februari vindt het jaarlijkse internationale improvisatiecabaretfestival plaats in het Compagnietheater in Amsterdam! Een hele organisatie voor de betrokkenen! Maar vanuit veel landen komen de beste impro-spelers voor een week naar Nederland om het publiek onvergetelijke avonden te bezorgen. Dus: wat let je? Ik ga zeker kijken!

En mocht er door deze column zó veel publiek naar Amsterdam toestromen dat we eigenlijk stoelen te kort komen? Ach, dat maakt niet uit. We improviseren wel wat!