Nooit meer....

Ik voel ‘m aankomen. Langzaam maar zeker word ik overspoeld door een gevoel van zachte treurigheid. Waarschijnlijk was er al een weemoedige gemoedstoestand in wording, slechts latent aanwezig. Maar nu word ik gevuld met de leegte van mijn over het algemeen halfvolle glas. En ik laat het maar gebeuren, de eerste tekenen van de herfst lenen zich tenslotte bij uitstek voor wat melancholische overpeinzingen.


Een herinnering aan mijn oma dringt zich aan mij op. Ze was ongelukkig gevallen met haar fiets en had daarbij haar pols gebroken. “Ik ga nu echt nooit meer fietsen”, verzekerde ze me stellig. Nooit meer… Ik geloofde haar niet. Als haar pols eenmaal goed genezen zou zijn, zou ze vast wel weer op de fiets stappen. Ze was tenslotte een doorzetter, een levensgenieter, een rasoptimist. Maar ze hield voet bij stuk, ze heeft het inderdaad nooit meer gedaan. Ik was nog jong, maar ik weet nog wat een indruk dat op mij maakte; daar waar ik op veel fronten nog aan de start stond, sloot mijn oma dingen af. Nooit meer…

Wanneer begint eigenlijk de tijd dat je, bewust of onbewust, dingen voor het laatst doet? Of gaat dat je hele leven door? Natuurlijk neem ik me nu ook wel eens voor om bv. ‘nooit meer’ op een drukke zaterdagmiddag mijn boodschappen te doen. De week daarna sta ik daar door allerlei omstandigheden weer op het drukste moment van de week. Mijn kinderen komen ook wel eens ziedend uit school of van een training thuis met de mededeling dat ze daar ‘nooit meer’ heen gaan. Zo’n ‘nooit meer’ duurt hoogstens een dag. Maar wat als ‘nooit weer’ iets essentieels betreft of iets dat je heel graag doet?

Inmiddels ben ik 45 jaar. In de beleving van ouderen ben ik nog piepjong, in de beleving van jongeren ben ik nog net niet stokoud. De waarheid zal, zoals meestal, wel ergens in het midden liggen. Ik realiseer me dat ik al wat ‘nooit meer’ ervaringen heb die leeftijdsgerelateerd zijn. Zo zal ik zelf geen kinderen meer krijgen, maar daar kan ik heel goed mee leven omdat ik me met drie dochters zeer rijk bedeeld voel. Ook zal ik nooit meer geheel rimpelvrij en met een wespentaille door het leven gaan. Ik weet dat het uiterlijke ‘verval’ als een sluipmoordenaar op de loer ligt, maar voorlopig kan ik ‘m nog aan. Ik heb nog geen voor mij essentiële dingen achter mij gelaten, waarvan het gemis pijn doet.

Wat gebeurde er eigenlijk met mijn oma, toen ze besloot nooit meer op de fiets te stappen, wat haar actieradius en vrijheid beperkte? Natuurlijk vond ze het jammer. Toch werd ze er geen ander mens door. Ze bleef haar vriendinnen trouw bezoeken, ze deed nog steeds gewoon haar eigen boodschappen en maakte menig uitstapje. Alleen niet meer op de fiets. Er zijn tenslotte meer wegen die naar Rome leiden. “Je moet soms even zoeken, maar je vindt altijd wel weer een oplossing”, verklaarde ze. En zo is het ook.

Mijn oma noemde mij altijd een ‘zondagskind’. Zelf was ze dat ook. Niet omdat ze alleen maar geluk heeft ervaren in haar leven. Integendeel zelfs. Maar omdat ze steeds weer in staat was de nieuw ontstane situatie onder ogen te zien en daarop wist te anticiperen. Voor haar bestond ‘nooit meer’ niet, ze dacht altijd in mogelijkheden en alternatieven. ‘Life is a series of new beginnings’ was haar levensmotto. Misschien is dat wel waar het allemaal om draait; wie op deze manier in het leven kan staan, is nooit oud.