Bruin

“Wat ben jij brúin, zeg!” riep ik enthousiast tegen een vriendin die net terug was van acht dagen vakantie in een noodlijdend Zuid-Europees land. Het was overduidelijk: wat er ook aan tekorten mogen zijn daar, voor zonnestralen gold dat in ieder geval niet. Ze was een wandelende vakantiereclame. Op de vraag hoe ze het gehad had, stak ze haar melkchocolade ledematen vooruit en vulde dat statement aan met verhalen over fijne zwembaden, prachtige stranden, goed eten en veel vertier. Het was een mooie recensie, maar eigenlijk was met dat ene woord alles al gezegd: bruin.

Zelf heb ik zelden last van een verkleurende huid, laat staan dat iemand mij daarmee complimenteert. Onze badkamer heeft geen witte tegels omdat ik mezelf anders nooit in de spiegel zou zien en ik ben al blij als mensen niet meer vragen wanneer het gips eraf mag. Met mijn roomblanke huid voel ik me soms een anachronisme. Ooit was het een statussymbool; het teken dat de dame in kwestie zo dik in de centen zat dat ze zich binnenshuis mocht gaan zitten vervelen met een kopje thee en een borduurwerkje, in plaats van de kost te verdienen in het veld. Maar dat is eeuwen geleden. Tegenwoordig is het omgekeerde eerder waar: wie geld genoeg heeft voor vrije tijd, verblijft zo veel mogelijk buiten en het liefst in gezelschap van de zon. Mijn etymologische kennis strekt niet ver genoeg om het met zekerheid te zeggen, maar ik heb zo’n bruin vermoeden dat de uitdrukking ‘een bruin leven’ hier wel eens mee te maken zou kunnen hebben.

Een bruin leven, dat was precies wat eerdergenoemde vakantiegangster uitstraalde, met haar evenredig getinte huid. Wat een kleurtje al niet voor je kan doen. Ik keek haar aan en zag idyllische stranden aan een kraalheldere branding, lachende mensen op kleurige badlakens en spelende kinderen bouwend aan zandkastelen. Ik zag waterglijbanen en mensen die schaterend het water in plonsden, dames in bikini op ligbedden met parasols en cocktails, ook met parasolletjes. Ik zag flanerende mensen in korte broeken en zonnige jurkjes en zonnebrillen op vervellende neuzen. Ik zag mannen en jongens in zwembroek op hun gemak een balletje rondtrappen. Op de achtergrond exotische klanken gelardeerd met sambaballen en castagnetten. “Maar wat ben je bruin”, zei ik nog een keer en besefte dat ik daarmee een hele week vakantie samenvatte.

En ik? Ik heb ook een fijne vakantie gehad, al heeft dat bij gebrek aan adequaat reagerend pigment wat meer uitleg nodig. Ach, misschien moet ik er ook niet zo mee te koop lopen. Mijn leven is al bruin genoeg.