Nico Dijkshoorn is een held

Met moeite heb ik het boek dat ik aan het lezen ben aan de kant gelegd om mijn column te gaan schrijven. De deadline hijgt in mijn nek, dus nu moet het gebeuren. Veel liever was ik verder gegaan in dit intrigerende boek.

Afgelopen dinsdag keken mijn man en ik naar De Wereld Draait Door. Nico Dijkshoorn kwam daar vertellen over zijn boek: ‘Nooit ziek geweest.' Dit boek gaat over zijn vader. Een vader die dit boek nooit meer zal kunnen lezen of bevatten, want hij zit in een verpleegtehuis en heeft Alzheimer. Wat mij met name trof, was de herkenning die ik bemerkte toen Nico vertelde over zijn jeugd en zijn motivatie om dit boek te schrijven.

Nico vertelde over zijn vader, die in niemand geïnteresseerd was, alleen in zichzelf. Altijd grappen en grollen maken ten koste van anderen. Ten koste van zijn dierbaren. Hij treiterde graag, en vertelde daarna op verjaardagen hoe hij zijn zoon weer eens te pakken had gehad. Matthijs van Nieuwkerk vroeg aan Nico of hij voldoening had van zijn boek. ‘Nee, geen voldoening. Meer een gevoel van bevrijding,' antwoordde Nico. ‘Ik moest het boek gewoon schrijven. Ik zou niets anders kunnen schrijven voordat dit verhaal uit mijn systeem was.' Toen zei Nico iets wat veel indruk op mij maakte. Als hij naar zijn vader keek, dan dacht hij steeds: ‘Je komt ermee weg. Je bent er altijd mee weggekomen.' Op een of andere manier heeft dit zinnetje zich in mijn hersenen vastgepind. ‘Je komt ermee weg.'

Natuurlijk heb ik het boek meteen gekocht, de volgende dag. En de overeenkomsten zijn confronterend. Nico beschrijft zijn vader, maar wat nog meer raakt, is de zwijgende menigte. Niemand die tegen de vader van Nico - die hij overigens bij zijn voornaam Klaas noemt in het boek - zegt: ‘Hou nou eens je vervelende harses.' Of: ‘Het zou ook wel leuk zijn, als je nou eens belangstelling voor een ander zou hebben.' Niet. Men pikt zijn gedrag.

Mijn vader is nog niet zo oud. In maart wordt hij 68 jaar. Als ik ervoor zou kiezen om naar zijn verjaardag te gaan, dan kan ik nu al bedenken welke verhalen hij gaat vertellen. Hoe hij mij ooit betrapte op roken. Dat verhaal wordt met het jaar spannender. Hij is zelf de grote held in het verhaal, en ik dat onnozele kind dat achter de garage stiekem zit te roken, maar naar de verkeerde kant kijkt of er niemand aankomt. Hij komt natuurlijk net van de andere kant, en bezorgt mij de schrik van mijn leven. Dit verhaal vertelde hij ook vorige zomer, toen mijn man en ik zo aardig waren geweest om hem en zijn vrouw uit te nodigen op ons vakantieadres in Egmond aan Zee. Terwijl ik pannenkoeken stond te bakken in een hete keuken - omdat pa zo van pannenkoeken houdt - zette hij me voor de zoveelste keer voor gek. Als ik dat gezegd zou hebben: ‘Pa, ik vind dit niet leuk,' dan had hij vermoedelijk geantwoord: ‘Ach, geintje, jij kan ook nergens tegen!'

Mij bekruipt een jaloers gevoel. Wat dapper van Nico, dat hij dit boek geschreven heeft. Ik zou ook zo'n boek kunnen schrijven. Maar ik durf niet. Van de vier kinderen ben ik de enige die nog contact heeft met pa. Tegen beter weten in. Vanuit een gevoel van ‘misschien verandert hij nog wel', of zoiets. Hij heeft zijn eigen waarheid. Met mijn moeder een huwelijk van meer dan dertig jaar. Toen gescheiden. Sinds een paar jaar getrouwd met een vrouw met wie hij nog nooit ruzie heeft gehad. Dus de conclusie is voor hem duidelijk: de ruzies met mijn moeder zijn allemaal de schuld van mijn moeder. Ja toch? Ligt dan toch niet aan hem?

In 1984 heb ik in Zwolle toelatingsexamen gedaan voor het conservatorium. Piano. Mijn pianoleraar geloofde heilig dat ik zou worden aangenomen. Mijn ouders ook. Ik niet. Maar ik deed wel mijn uiterste best. En het kostte me heel veel moeite en doorzettingsvermogen om die moeilijke stukken onder de knie te krijgen. De examencommissie was heel aardig, maar gaf me als feedback: ‘Je speelt stukken die je nu nog niet begrijpt omdat je er te jong voor bent. We nemen je niet aan, maar kom volgend jaar terug, dan maak je zeker een goede kans.' Mijn vader was ook in Zwolle, en kwam mij ophalen. Razend was hij, toen hij hoorde, dat ik niet was aangenomen. De hele weg in de auto ging hij tekeer tegen mij. Eén zin is mij altijd bijgebleven: ‘Het was al een ongelukje toen je verwekt werd, en je bent altijd een stuk ongeluk gebleven.' Jaren, jaren later, toen ik om een aantal redenen in therapie zat, heb ik hem een brief geschreven. In die brief verwoordde ik mijn gevoelens over een aantal zaken met betrekking tot hem, maar met name dit zinnetje. Dat bleef maar knagen, en hielp nou niet bepaald mee om een goed zelfbeeld te krijgen. Ik kreeg een brief terug. Een korte brief. Over het incident in de auto schreef hij alleen maar: ‘Je bent niet met mij mee teruggereden. Je bent met de bus naar huis gegaan.' Een klap in mijn gezicht.

Ik lees het boek van Nico Dijkshoorn. Een ‘feest' van herkenning. Mijn vader is net zo'n narcist als de zijne. Alles draait om hem. Voor buitenstaanders een leuke man. Goh, die Harm, daar kan je mee lachen! Vroeger vonden mijn nichtjes en neefjes het heerlijk om bij ons te logeren. Ze lachten zich gek om mijn vader. Wat kon die man een moppen tappen zeg! En verhalen vertellen! Wat ook het gekke is, mijn vader liegt heel vaak. En ondanks het feit, dat ik haarfijn aanvoel wanneer hij weer uit zijn nek zit te zwetsen, ik zeg het nooit. En dat weet hij. Daar maakt hij gebruik van. Ooit - ik zal een jaar of dertien geweest zijn - kochten we in een schoenenwinkel in Emmeloord mooie laarzen. Helaas raakte na een paar dagen het stiksel los. Ik zie die laarzen nog voor me: bordeauxrood, met een wit stiksel. Ik was er dolblij mee. Totdat ze stuk gingen. Mijn moeder vroeg aan mijn vader, of hij even met mij naar Emmeloord wilde rijden om de laarzen te laten maken, of om te ruilen; ze had de bon nog. Prima. Wij naar Emmeloord met z'n tweeën. De man in de winkel had alle begrip, ik mocht de laarzen omruilen en binnen twintig minuten zaten we weer in de auto. Maar dat was niet het verhaal dat mijn vader aan mijn moeder vertelde. Nee, die man in de schoenenwinkel had een beetje moeilijk lopen doen, gezegd, dat ik misschien wat zuiniger op mijn laarzen had moeten zijn, maar kijk, dan trof hij natuurlijk meteen de verkeerde, hè Trudy? Trudy knikt braaf. Had geen idee wat er nu komen ging. ‘Nou, ik heb die pik eens even verteld wat er met zijn winkel zou gebeuren als hij nu niet onmiddellijk een paar laarzen aan zijn dochter zou geven! Was die vent helemaal bepleurd! Nou, het was meteen een andere toon. Buigen als een knipmes! Ja meneer, goed meneer! Mijn vader zou tegen mij gezegd hebben dat ik de mooiste laarzen moest uitzoeken die ik vinden kon, en o wee, als wij ook nog maar één cent zouden moeten bijbetalen! Dit verhaal, dit verzinsel vertelt hij nog steeds. En ik knik nog steeds braaf. Trut die ik ben.

O Nico, wat een dapper boek. Al jaren ben ik van plan om mijn levensverhaal te schrijven. En ik heb ook al wel columns geschreven over mijn jeugd. Maar wel op een manier, dat ik er niemand mee kan kwetsen. Bij alles wat ik schrijf, denk ik: ‘Ja, maar wat als die het leest? Of die?' Vroeger schreef ik gecensureerd in mijn dagboek. Stél, dat mijn ouders het zouden vinden en lezen! Nu schrijf ik nog steeds op die manier. Misschien dat ik jouw voorbeeld ooit volg. Maar jij hebt makkelijk praten, Nico. Jouw vader zit met Alzheimer in een verpleegtehuis, half vastgebonden op een stoel. Hij komt jou niet meer achterna... Mijn vader wel. Die is aan een soort van tweede jeugd begonnen. Tatoeages, een motor onder z'n kont... Dan moet je hard kunnen rennen, hoor!

Niet gedacht, dat mijn column zo lang zou worden. En eigenlijk ben ik nog lang niet uitgeschreven. Er komen zo veel herinneringen naar boven. Toen ik opbelde, dat ik bevallen was van een zoon, zijn eerste kleinzoon. Hij vroeg: "En hoe heet hij?" "Patrick," antwoordde ik. "O. Nou, daar zullen we ook wel weer aan wennen," antwoordde hij. Ach, laat ik maar stoppen. Anders kan ik maar beter een boek gaan schrijven.

Nico vertelde in het interview dat hij wel naar de begrafenis van zijn vader gaat als het zover is. Zeker nu hij dit boek heeft geschreven. Ik kan me dat voorstellen.

Mij lijkt dat wel heel moeilijk. Als mijn vader zou komen te overlijden, en mensen op de begrafenis zouden roepen wat een geweldig mens hij is geweest... Zou ik daar tegen kunnen? Nog steeds heb ik contact met mijn vader, maar eigenlijk tegen beter weten in. Het gaat altijd over hem. Als hij hier een half uur binnen is, dan denk ik al: ‘Waarom wilde ik dit ook alweer?' Ik moet denken aan mijn jongste broer. Mijn enige broer. Hij heeft ook erg geleden onder zijn jeugd. Mijn vader speelde gitaar. Gewoon, wat leuke liedjes, niets bijzonders, maar in het land der blinden is eenoog koning. Mijn broertje kreeg ook interesse in gitaar spelen, en in het begin vond mijn vader dat ook leuk. Stimuleerde hem, leerde hem dingen, maar mijn broer bleek een enorm talent. Streefde mijn vader voorbij. En dat kon die ouwe natuurlijk niet hebben. Dus werd de jazzmuziek waar mijn broer van houdt belachelijk gemaakt. Het conservatorium waar mijn broertje met veel succes zijn opleiding volgde, werd doodgezwegen. Mijn vader heeft veel op zijn geweten, maar is zich daar niet van bewust. Laat dit ook niet toe in zijn wereld. Vraagt af en toe aan mij of ik snap, waarom hij nooit iets hoort van zijn andere dochters en van zijn zoon. "Vraag het ze zelf," antwoord ik dan.

Op de dag van zijn begrafenis zal ik verdriet hebben. O, dat zeker. Maar ik zal verdriet hebben om het feit dat ik nooit een vader aan hem heb gehad.