Persbericht

Als ik de aandrang eenmaal heb, dan heb ik geen enkele moeite met kakken. Dan ga ik op de pot zitten en hoef ik niet te persen. De afvalstoffen lopen er vanzelf uit. Zo gepoept. Eh, gepiept. Die aandrang heb ik niet altijd onder controle, dat heb ik u verteld. Als ik moet, dan moet ik ook snel. Doe ik dat niet, dan doe ik het toch. Reuze vervelend. Onvoorspelbare darmen: er is mee te leven. Het handigst is het als ik 's morgens vroeg, vóórdat ik de deur uitga naar de nieuwe werkplek (had ik al verteld dat ik een nieuwe … laat maar), mijn fecaliën tegen het porselein heb laten spetteren. Vaak lukt dat. Een regelmatig leven met een regelmatige stoelgang is fijn. Soms lukt het ook niet. Zoals vanmorgen. Nu volgt een persbericht.
Want ik pers. Hoe lang heb ik nog voordat ik de deur uit moet? Een half uur. Ik wil de bus niet missen. Als ik de stinkende streekbus van vijf over zeven haal, dan ben ik iets voor half negen op de nieuwe werkplek in Arnhem. Er komt niets. Ik pers. Er komt nog steeds niets. Wat nu? Gewoon rustig wachten en me concentreren. Ik sluit mijn ogen.

Ik keek op van het koffieapparaat. Ze kwam de keuken binnen.
"Hoi," zei ik.
"Goedemorgen," antwoordde ze glimlachend. "Je bent er vroeg bij."
"Ik begin om acht uur. Maar jij bent nóg vroeger."
"Klopt." Haar ogen glommen. Ze was ondertussen naast me komen staan.
Stiekem keek ik opzij. Ik vond haar een leuk meisje. Voorzichtig snoof ik haar geur en ik rook een mooie mix van een licht parfummetje en haar eigen warme slaaplucht. En toen viel mijn oog op het aanrecht. Daar had ze iets neergelegd. Iets dat eruit zag als een bolletje. Het waren haar sokjes. Grijze sokjes, in elkaar gevouwen. Een groteske vlaag van vertedering maakte zich van mij meester. Het beeld werd vaag door de tranen die in mijn ogen opwelden.
"Werk ze," zei ze, terwijl ze de deur weer uitliep.
Ik kon niets zeggen. Ik kon haar ook niet nakijken.

Ik kijk naar beneden. Mijn broek ligt op mijn enkels. Het vinyl op de vloer is versleten. Binnenkort laat ik de hele toiletruimte renoveren. Eind september komt een ploeg niet alleen de wc, maar ook de badkamer strippen en opnieuw betegelen en voorzien van mooie spullen. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Dan gaat niet alleen het vinyl eruit, maar ook de vloertegeltjes die eronder liggen. Toen we hier kwamen wonen, waren die tegels nog best goed. Vrouwlief had ze knalrood geverfd. Dat bladderde af. Toen werd het zwart. Nog wat later ging het zeil eroverheen.
De deur staat wagenwijd open. Ik kijk tegen de voordeur aan. In de spiegeling van het raampje in de deur zie ik mijzelf zitten. Boven en naast de deur is een raam en daar doorheen komen de zonnestralen. Ik zit hier goed. Maar wat er moet gebeuren, gebeurt niet. Ik zet weer druk op de anus. Niets. Zelfs geen wind. Rust maar weer. Hoe lang nog?

Nogal bruusk deed ik de deur van mijn kantoor open. Ik wilde de gang instormen, maar iets weerhield me. Dat iets was een jonge vrouw die in de gang aan het werk was. Ze stond met haar rug naar mij toe en kwam achteruit op me afgelopen. Bijna was ik tegen haar opgebotst.
"Whoeps," zei ik.
Ze draaide zich om. Een hoofddoek bedekte haar haren. Ze was niet al te groot en ondanks haar ruim vallende jurkje zag ik dat ze tamelijk tenger was. Ik keek in haar gezicht. Ze leek geschrokken. Haar ogen stonden wijd open. Lang geleden dat ik nog zulke prachtige bruine ogen had gezien. Ik glimlachte. Haar gelaat ontspande; zij lachte nu ook. Nu pas zag ik ook dat ze de vloer aan het dweilen was.
"Mag ik eroverheen?" vroeg ik, wijzend naar de natte vloer.
Ze knikte. Haar getinte huid glom. Ik liep met grote stappen de gang in om haar werk maar niet al te zeer te verpesten en voelde dat ze me nakeek. Bij de deur van het toilet draaide ik me om. Ze stond me nog steeds te bekijken. Verlegen lachend sloot ze haar ogen en boog ze haar hoofd.

Ik buig voorover en breng mijn hoofd tussen mijn knieën. Nog altijd niets. Vreemd. Ik heb nochtans niets afwijkends gegeten of gedronken waardoor mijn ritme verstoord zou kunnen zijn geraakt. Wat dat betreft ben ik wel alert op wat ik in mijn lijf stop.
Ik zet mijn ellebogen op mijn knieën en duw mijzelf weer rechtop. Langzaam adem ik diep in. Ik strek mijn rug en kijk naar het plafonnetje. Dan glijdt mijn blik langs de muren. Links van mij hangen twee grote lijsten. In de ene zit een poster van een festival uit 2001, in de andere een krantenbericht met een foto van mijn beschilderde garagedeur. Rechts hangen de geboortetegeltjes van Vrouwlief en De Zoon. Ook die van mij. Apeldoorn, 17 mei 1965 om tien over drie 's middags. Toen begon de ellende.
Ik heb nog een kwartier.

Ik fietste langs het Apeldoorns Kanaal. Kijk, daar had je de aangepaste vissteiger. Je kunt er vanaf de weg met je rolstoel zó op rijden. Er wordt goed gebruik van gemaakt, zeker in de vakantie. Niet door gehandicapte hengelaars, maar door de jeugd. Je ziet er vaak jongeren hangen. Sommigen hebben hun scooter er zelfs geparkeerd. Nu stonden er twee meisjes van een jaar of zeventien op de steiger. Eentje keek op en zag mij. "Dag meneer!" zei ze met een glimlach.
"Hoi," antwoordde ik.
Het andere meisje stond met haar truitje omhoog in haar navel te peuteren. Voor ik het wist was ik voorbij. Nog heel even en ik kwam in het buurtje waarin ik woon.
Vlakbij mijn woning hoorde ik gegiechel. Ik keek naar een raam op de eerste verdieping van een huis. Er hing een meisje uit het raam. Waar kwamen ze toch allemaal vandaan? Ze stondvoorover gebogen en leunde met haar ellebogen op de vensterbank. Leuk decolleteetje. Achter haar stond een ander meisje, lief lachend. Ik glimlachte terug. Het meisje op de vensterbank zwaaide. Toen draaide het andere meisje achter haar zich om en met haar rug naar het raam trok ze haar hemdje over haar hoofd uit. Heel even zag ik de rondinkjes van haar borstjes. Snel keek ik weg. Leuk, die meisjes, maar het moest allemaal niet te gek worden.

Nóg harder pers ik. Pfft. Het helpt niet. Vroeger, toen mijn Zoon een baby'tje was, had hij ook wel eens verstoppingen. Venkelthee hielp. En een voorzichtige vinger in zijn poeperd. Dan bracht je de boel wat op gang. En nu? Zou het helpen? Ik heb nog tien minuten. Venkelthee heb ik niet in huis. Durf ik mijzelf te toucheren? Nee zeg, ik vertrouw op mijn dagelijkse ritme en op mijn innerlijke biologische klok. Ik zucht diep en sluit mijn ogen. In mijn hoofd doemt een onherroepelijke melodie op.

Dit was me een vondst, zeg. Als ik al van YouTube gebruik maak, dan is dat om mijn zelf gefilmde opnames van concerten te uploaden. Ik bekijk nauwelijks het werk van anderen. Gisterenavond zocht ik iets voor onder een stukje voor FOK!. Na twee keer doorklikken stuitte ik op dit pareltje.
De twee zangeressen zitten op de keien van een straat, met ieder een pop op schoot. Voorbijgangers kijken, maar lopen door. Het lijkt me een straat in een mediterrane of Zuid-Amerikaanse stad. Het is mooi weer, maar de twee vrouwen zitten in de schaduw. Midden op de smalle straat, tegenover elkaar. Ze hebben allebei lang zwart haar en diep donkere ogen. De een heeft een grote triangel in haar hand; de ander bespeelt een soort metalen rasp.
Ik ken het lied dat ze zingen. Het heet 'Tunuka' en staat op de prachtplaat 'Navega' van Mayra Andrade. Dat is die ene zangeres. De andere is Mariana Aydar. Twee schitterende stemmen bij elkaar; twee favoriete zangeressen bij elkaar; twee prachtvrouwen.
Zeker drie keer bekeek ik dit filmpje. Al na de eerste keer voegde ik hem toe aan mijn favorieten.

Plots is het daar. Een allemachtige drol dient zich aan. Langzaam schuift hij mijn lichaam uit. Persen hoeft niet meer; ik ben er al even mee gestopt. De anale kringspier is nu volkomen machteloos. Persvrijheid; het is een genot. Kippenvel krijg ik ervan. Geluk zit in heel kleine dingen, neemt u dat van mij aan.
Mijn achterkant maak ik zorgvuldig schoon. Dat kost papier. Ik sta op en trek mijn broek omhoog. Nu stop ik mijn overhemd bij mijn broek in. Als alles dicht zit, trek ik door. Nauwkeurig inspecteer ik of de pot schoon is. Dat is hij. Ik sluit de deur van het toilet achter mij en in de keuken was ik mijn handen uitgebreid. Dan slaak ik een diepe zucht. Ik zou het wel willen uitschreeuwen: "Ik heb gekakt!"
Tot zover dit persbericht.

-

Apeldoorn, september 2011