Je zult toch 70 worden

Dat gebeurde mijn oudste zwager Mees, de man van de oudste zus van mijn vrouw deze week. Op 28 februari 1970 ging ik voor het eerst uit met mijn huidige vrouw. De derde zoon van Mees was toen net vier dagen oud. Later kregen ze nog een zoon en als laatste een dochter. Het was een buitenbeen in de familie van mijn vrouw. Ik werd duidelijk de tweede, zodat we zo’n beetje in hetzelfde schuitje zaten. Hij was de techneut die raad wist, nuchter, hartelijk, met humor. We hebben heel veel samen opgetrokken. En maffe dingen meegemaakt, genoeg voor een column. Gramps gaat lekker in zijn geheugen rondneuzen.

Ooit woonde hij met zijn gezin in IJsselmuiden, net ten noorden van Kampen. Wij hadden een Opel Commodore GSE waarin ik een ultramoderne elektronische ontsteking had laten zetten. Nu is dat heel gewoon, toen, eind jaren zeventig bepaald niet. We kregen trubbel toen we onderweg waren naar Mees, kregen de handel nog net in zijn straat geparkeerd maar moesten de auto daar laten staan en met zijn Golfje terug naar de provincie Utrecht. De dag daarop brachten we de Golf terug en belden de Wegenwacht. Die kwam maar al te graag, het was prachtig weer en het was een interessant probleem. De monteur vertelde dat hij de dag tevoren tijdens een vreselijke regenbui aan de ruitenwissermotor van een ouwe Skoda had staan sleutelen, op de vluchtstrook langs een rijksweg. Hij wist dus het buitenkansje wel te waarderen. Het werd een heel overleg met hoofdkantoor en collega’s, maar hij kreeg de zaak weer aan de praat. Overigens had men bij de montage van de ontsteking niet verteld dat zo’n ontsteking ook speciale bougies vereiste omdat de vonk veel sterker werd. In een alarmerend tempo stookte de auto zijn bougies op; normaal was 10000 kilometer, ik haalde op zijn best 2000. En dan een zescylinder… Dat was iedere keer een duur geintje. Na een lange zoektocht kwamen we erachter dat een hoog opgevoerde Evinrude outboard de juiste bougies had. Die konden het geweld aan.

Mees en zijn zonen waren onafscheidelijk. Er gebeurde van alles, vaak met afkeuring bekeken door keurige familie en buren. Het was de tijd van de afstandbesturing: vliegtuigen, zelfs helikopters, bootjes, autootjes, alles op schaal. Die dingen werden aangedreven door heuse motortjes van een paar ceecee. Als na veel gepruts de zaak liep bleek zo’n ding tot waanzinnige toerentallen in staat. De brandstof was peperduur. En alles was ongewis. Je moest een modelvliegtuig niet rechtdoor laten vliegen tot buiten het bereik van de zender, dan was je hem kwijt of het ding vloog zich kapot tegen de grond, een heel eind verderop. Na veel gezoek had je dan een vliegtuigwrak, maar het motortje was vaak nog wel te redden. Zo’n aandrijving kon achtereenvolgens in een vliegtuigje, een autootje en een bootje zitten, geen punt. Tegenwoordig is alles veel professioneler en goedkoper, maar toen was het Hobby met een knaap van een hoofdletter. Hoveren met een modelheli, dus het ding een meter boven de grond stationair houden was een enorme toer die je pas na maanden oefenen onder de knie had.

Op een winterdag moest er beslist met een nieuwe modelboot worden gevaren. Kon best, het meeste ijs was toch al weg. Dus op naar het Roggebotzand, een recreatieterrein met water daar in de buurt. Het water daar was heel breed, alleen aan overkant was nog een grote ijsvlakte, aan onze kant was voldoende water. De zaak werd dus uitgeladen, het motortje gestart, er werd gecheckt of de roeren en het gas reageerden op de zender en toen kon de zaak te water. Het ging allemaal prima zolang vader Mees de zender in de hand hield. Maar algauw moest de oudste zoon het eens proberen. En ja hoor, hij knalde het bootje tegen een paal die ergens in het water stond, de roertjes vlogen van het bootje af zodat de zaak onbestuurbaar werd. Tot algemene ontzetting zagen we een heel eind verder het bootje met een rotgang het ijs op schuiven. Wat nu? Het was in ieder geval zeker dat het ding weer terug moest. Er lag daar een paar honderd piek aan hobbymateriaal op het ijs, en vervangen kon grauwtje echt niet trekken. Erheen zwemmen bij nul graden? Nee, toch maar niet. Ha, het opblaasbootje lag nog in de koffer. Probleem opgelost. Of toch niet? Alle stoppen zaten in het bootje, behalve die van de grootste luchtkamer. Dus de hele auto binnenste buiten gekeerd, maar het ding bleef weg. Uiteindelijk vertelde een van de zonen schaapachtig dat hij de stop op de werkbank had zien liggen. Bedankt joh, kunnen we twintig kilometer naar huis rijden en dan weer net zover terug, en onderwijl wordt het donker.

Dus werd zoveel mogelijk lucht in de andere kamers van het bootje geblazen, waarna de oudste zoon zich in het wankele geval te water waagde. Bij het ijs aangekomen probeerde hij het ijs met het peddeltje stuk te maken om bij het modelbootje te komen. Dat werd niks, terwijl het onderwijl snel donkerder werd. Uiteindelijk sprong hij doodgemoedereerd over boord, ramde met zijn lichaam het ijs stuk en kwam met modelboot en opblaasboot door het ondiepe water weer naar ons toe gewaad. Sindsdien heb ik mijn eigen beeld bij het woord KOUD. Maar het bootje was terug. Mission accomplished. Op hun manier, dat spreekt.

We hebben een hele lange geschiedenis samen. De vrouwen zijn zusters en lijken op elkaar. De vrouw van Mees kan fantastisch tekenen en schilderen, maar van een expositie is het nooit gekomen. Veuls te duur, al die lijsten en passepartouts. Weet je wel wat dat kost! Dus maakt de incrowd grof misbruik van haar talent. Als we een nieuwe kleur behang nemen schildert zij effe een prachtig stilleven, precies in de juiste kleurstelling. Wij betalen na veel gezeur de lijst – wil zij niet, wij wel – en iedere bezoeker te onzent zijgt in bewondering terneder. Een autodidact pur sang, in haar jeugd was een opleiding in die richting  volslagen ondenkbaar. Wie weet krijgen we haar een keertje om en gaat ze toch exposeren. We zoeken dus een Maecenasje.

Maffe dingen deden we, eigenlijk nog steeds. We kennen elkaar zo goed dat een verrassing haast niet meer tot de mogelijkheden behoort. Soms lukt het. Een jaar of wat geleden was Mees ook jarig en ik belde om hem geluk te wensen. Ze waren aan het inpakken om op vakantie te gaan, die middag zouden ze afreizen. Er was geen taart, zelfs de koffiezetter hadden ze al ingepakt. We wensten ze dus goede reis en hingen op. Mijn vrouw en ik keken elkaar aan en begonnen precies gelijktijdig te lachen. Raprap een kan koffie gezet, taart gehaald, kommen en lepeltjes, suiker en koe ingeladen en naar Loenen gereden. Kijk, dat hadden ze helemaal nooit zien aankomen. Toen ik eind vorig jaar mijn motor aanschafte was zowat mijn allereerste rit naar hun huis. Met een grote grijns op mijn tronie voor hun huisje parkeren en Mees verbaasd naar buiten zien kijken, tot hij plotseling mijn gezicht onder de helm herkende – dat vergeet je niet.

Hij was de jongste van het gezin en is al zijn broers en zusters al lang kwijt, evenals zijn ouders. Ik ben de oudste van vier broers en wij zijn nog samen. Ik denk dat onze relatie met Mees en zijn vrouw van een andere, betere orde is dan die met mijn broers. Ik was altijd de buitenbeen, hij ook. We hebben elkaar al heel lang geleden gevonden. Geen klef, helemaal niet maar het is wel zo. Nog vele jaren toegewenst, man. Samen met je vrouw en je grote clan.