Rokers geven zich niet gewonnen

Had nou niemand dat van tevoren kunnen bedenken? Dat het rookverbod het rookprobleem verplaatst. "Elke verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering" constateerde J.C. Bloem lang geleden al. Waarom zou het rookverbod een uitzondering zijn? Zo was ik laatst 's avonds op een leuk festival; binnen dus rookvrij. Een combinatie van factoren waar ik op zich nog altijd erg blij van kan worden, dat dan weer wel natuurlijk. Er leek niets te wensen over te blijven, mooi programma, leuke mensen, frisse lucht. Totdat ik in de loop van de avond samen met mijn metgezellin, onder het genot van een glas wijn, even in alle rust de indrukken die we tot dusver opgedaan hadden wilde verwerken. In de buitenlucht, op een mooi binnenplaatsje van de festivallocatie. Zo hoefden we zelfs de verrukkelijk warme zomeravond niet aan ons voorbij te laten gaan. Tot het exacte moment waarop we ons daadwerkelijk naar buiten begaven, was de idyllische illusie nog volledig intact. Me verheugend op de zoele avondlucht, bezwangerd van een melange van geuren van bloesem en fris groen, stond ik op het punt mijn longen vol te zuigen.

Precies op dat moment gingen tussen mijn oren alarmbellen rinkelen. Ten gevolge van de langzaam invallende schemering vielen ze op, de rode puntjes die bij toerbeurt rond alle tafeltjes opgloeiden. Toen zag ik ook rookpluimen opstijgen. Een rokershoestje weerklonk. Daar zaten ze dus. De rokers! Wat heet, buiten bleek hun domein. Gezamenlijk werkten ze het tekort aan behoeftebevrediging weg dat ontstaan was door de tijdelijke gedwongen onthouding en bouwden alvast een buffer op voor het vervolg van het festival. Samen met mijn metgezellin was ik waarschijnlijk de enige niet-roker die zich ertussen waagde. Verwante zielen, blijkbaar in het bezit van voorkennis, waren wijselijk binnengebleven. We zetten door, tegen beter weten in hopend dat het mee zou vallen. Aan 1 tafel vonden we nog net 2 plekken. Voor ons, achter ons, links en rechts werd met volle overgave gepaft. De subtiele geurnuances van bloesem of fris groen waar ik op gehoopt had, waren ver te zoeken in de atmosfeer ter plekke; de asbakkenlucht had zich door het ontbreken van wind verdicht tot een laaghangende wolk. Bijna verdrongen herinneringen aan rokerige achterzaaltjes en kroegen werd nieuw leven ingeblazen.

Zo'n massieve aanval op de kwaliteit van de buitenlucht maak je niet vaak mee, maar buitenroken is allesbehalve een nieuw fenomeen. Op terrasjes hing je altijd al de dreiging boven het hoofd dat de verkeerde persoon op het verkeerde moment, bij de verkeerde windrichting aan het verkeerde tafeltje ging zitten. Zo'n sliertje rook dat vertrekkend bij dat verkeerde tafeltje, uit de verkeerde sigaret tussen de verkeerde vingers (of, erger nog, een wolk tweedehands rook uit de verkeerde longen) dat al kringelend, tergend precies jouw neus weet te vinden, kan het genoegen van een terrasje aardig devalueren. Ondanks alle weerstand die het rookverbod ondervindt, doet zich trouwens een eigenaardig fenomeen voor. Buitenroken wordt steeds populairder, zelfs als het niet hoeft. Veel moderne rokers hebben tegenwoordig meer moeite met rook in eigen huis dan in eigen longen. Als ik in de tuin ben en mijn reukorgaan geeft een rookalarm af, dan is de dader meestal zo gelocaliseerd, meestal op een of ander naburig balkon. Zelfs voor een niet-roker zijn 'even een frisse neus halen' en 'even de buitenlucht in' niet meer synoniem.