Seksshop

Ik had hem al jaren niet meer gezien. Zijn hoofd zag er anders uit in mijn herinnering, maar aan zijn manier van doen moest het hem zijn. Ik kwam hem tegen op de markt bij de viskraam. ‘Ha, die Jan', zei ik. Bij nader inzien heette hij helemaal geen Jan, maar Kees. Misschien had ik mijn verkeerde bril op. Even keek Kees mij verbaasd aan en toen hij zag dat ik het was, fleurde zijn gezicht wat op en stak hij van wal. ‘Hé jongeman, hoe is het met jou?', vroeg hij terwijl hij wat beverig z'n zonnebrilletje op sterkte op zijn kale voorhoofd zette. ‘Dat is lang geleden Cisco.' ‘Kun je wel zeggen Jan, euh... Kees. Nou met mij gaat het goed. De kinderen worden groot en ik ben nog steeds bij mijn eerste vrouw.' Kees keek me aan alsof het een wereldwonder was. Ik geef toe dat ik het ook niet had verwacht, maar als je mijn vrouw kent, weet je dat ze een doorzettertje is en niet zo gauw opgeeft.

 ‘Maar vertel, hoe gaat het met jou ouwe jongen?' Nadat ik dat gevraagd had, keek hij me met een zuurpruimen gezicht aan en zei: ‘Nou, om je de waarheid te zeggen, niet zo best de laatste tijd knul.' ‘Oh?', zei ik en trok daarbij een gezicht om zo geïnteresseerd mogelijk over te komen. ‘De benen willen niet meer zo goed en verder heb ik last van trillende handen.' Op het moment dat hij dat zei, haalde hij zijn beide gerimpelde handen uit de zakken van z'n vieze mannenjas, alsof hij wilde laten zien dat hij de waarheid sprak. ‘Twee jaar geleden ben ik op de stoep vlak voor mijn deur aangereden door een opgeschoten gast op een brommer. Toen ik de volgende morgen wakker werd, stonden er vijf witte jassen om het ziekenhuisbed. Ze hadden me geopereerd. Mijn rechterbeen was op drie plaatsen gebroken en er zat een scheur in mijn bekken. Ook was de onderste wervel van mijn ruggengraat naar onderen geschoten. Niet lang daarna ben ik weer geopereerd aan een dubbele hernia en drie maanden geleden hebben ze de zenuwen in mijn nek doodgespoten.' ‘Jeetje Kees, dat meen je niet. Wat erg voor je', zei ik. Kees keek me aan en zette een nog zieligere bakkes op. Hij wilde me nog meer narigheid vertellen, maar werd onderbroken door de visverkoper. ‘Zegt u het maar, meneer Kees. Wat zal het zijn vandaag?' Beverig pakte Kees een verfrommeld papiertje uit z'n zak en zei: ‘Twee harinkjes met uitjes, een makreeltje en een gerookte bokking. Maar voelt u even of het een hommetje is, want die zijn het lekkerste. Oh ja, doe er ook nog maar twee rauwe oesters bij.' Kees draaide zich langzaam om en zei: ‘Die slurp ik straks als ik thuis ben achterelkaar naar binnen. Heerlijk en goed voor de ....' 

Dat laatste hoorde ik niet, want mijn gedachten gingen even ver terug in de tijd. Ik kende Kees van de voetbal. Vroeger keek ik als jong jongetje iedere zondag naar hem. Hij speelde in de spits van het eerste en stond bekend om zijn scorend vermogen. Hij was snel, kon kappen en draaien als de beste en was zeer in trek bij de vrouwtjes. Hij had er wat versleten in die tijd. ‘Vis is gezond knul.' hoorde ik hem vaag zeggen. ‘Hé Cis, je luistert toch wel?' ‘Euh ja, wat zei je ook alweer?' ‘Dat vis gezond is voor de mens. Ik eet iedere dag een visje. Dat houdt me op de been en het is volgens mij goed tegen de reuma.' Ik knikte en wilde weer verder lopen, maar Kees was nog niet uitgeklaagd. ‘Weet je dat mijn vrouw vorig jaar is overleden aan een hersenbloeding?' Kees zag dat ik schrok. ‘Het ging allemaal heel plotseling. Ze was met de fiets op weg naar haar zus en onderweg werd ze niet lekker en toen was het gebeurd. Klaar, over en uit.' Ik zag een klein traantje onder zijn donkere brilletje over zijn magere wang rollen. In die paar minuten dat ik met hem stond te praten, wist ik weer waarom ik blij was dat ik hem lange tijd niet meer had gezien. Het was zoals altijd weer kommer en kwel.

 Nadat hij moeizaam zijn bestelling in zijn tas had gedaan, gaf hij mij een slap handje en zei: ‘Ik moet nu echt verder knul, want ik moet Dolly ophalen.' Dat was de eerste keer dat ik bij hem een klein lachje om zijn gerimpelde mond zag verschijnen. ‘Ze is mooi, strak en voelt lekker zacht aan. Ze heeft prachtig krullend haar en een mondje om te zoenen.' ‘Heb je een vriendin?', vroeg ik hem, maar hij hoorde het niet meer. Langzaam schuifelde hij met z'n felgele rollator weg en verdween in de drukte. Opgelucht haalde ik adem en tegelijkertijd bedacht ik me hoe mensen kunnen veranderen en aftakelen als ze ouder worden. Triest, maar het is niet anders. ‘U bent aan de beurt meneer', zei de visverkoper. ‘Nee, dank u wel', antwoordde ik beleefd en liep verder.

 Nadat ik al mijn boodschapjes had gedaan, liep ik met mijn volle plastic tassen terug naar mijn auto. Terwijl ik langs de huizen liep, dacht ik nog steeds aan die ouwe Kees. Om een of andere reden kon ik het maar niet los laten. Al zijn ledematen hadden hem in de steek gelaten. Hij was een wrak geworden. Het is zonde, zeker als je weet dat ‘ie vroeger zo rap was. In gedachten liep ik langs een winkelgalerij en hield stil voor de etalage van een seksshop. Voor de deur stond een rollator die mij bekend voorkwam vanwege de kleur. 'Het zal toch niet?', ging er door mij heen. Ik liep door, maar even later draaide ik me om en zag ik Kees samen met een dikke, besnorde man naar buiten komen. De dikke man zette een grote doos op de rollator en ik zag dat hij Kees een bemoedigend klapje op zijn schouder gaf. Met de doos voorop de rollator, schuifelde Kees langzaam richting huis. ‘Dolly?' mompelde ik verbouwereerd. Dus dan is er tóch nog iets aan hem dat het nog doet. Ik besloot terug te lopen naar de markt. ‘Zegt u het maar meneer', zei de visverkoper.