Ogen van vuur.

 

In een vorige column besprak ik Alice in trollenland, over een twaalfjarig meisje, onder de invloedssfeer van kapitein Vidal, die ze vader moest noemen. Hij was erg wreed, maar op een redelijk domme manier. Hij verrast je nooit, zet je nooit op het verkeerde been. In feite was het kind slimmer dan hij.
Maar wat als je tegenstander alle informatie uit je kan krijgen, zonder je zelfs maar aan te hoeven raken? 
Dat gebeurt in Inglorious Basterds.
 
Een boer (LaPadite) woont met zijn jongvolwassen dochters op een rustige boerderij in Frankrijk. Vanuit de verte komt een groepje SS’ers hun kant uit rijden. Hij heeft nog net de tijd om zijn dochters te waarschuwen, voordat hij de bezetters te woord moet staan.
De hoogste pief stapt naar voren en stelt zich opgewekt en vriendelijk voor als SS-kolonel Landa en schudt LaPadite de hand.
‘Wat een kneus’, zul je misschien denken, want de kolonel lijkt nog grappig. Misschien is het zijn bedoeling ongevaarlijk te lijken?
Hij zegt: “Ik hoop dat u me binnen nodigt, dan kunnen we iets bespreken”.
Met tegenzin laat de boer hem binnen. 
Kolonel Janda staart langdurig naar de dochters en kust een daarvan hand. Ik werd misselijk, vooral als hij de vader complementeert: “De ene is nog mooier dan de ander”.
De dochters kijken erg benauwd.  
Vader zegt een van zijn dochters: “Kun je een glaasje wijn voor Kolonel Landa halen?”
De kolonel zegt haastig. “Nee, geen wijn”. Het is toch een melkveebedrijf? Hij heeft veel meer trek in een glas melk. 
Hij geniet overdreven zichtbaar van de melk en zegent de koeien. “Bravo”. 
Dan wordt hij heel vertrouwelijk, legt LaPadite uit dat hij dit liever alleen met hem bespreekt en vraagt of zijn mooie dochters hen alleen kunnen laten. En zo gebeurt.
Hij vraagt LaPadite (en noemt hem steeds bij zijn naam): “Weet jij van mijn bestaan?”
Dat is zo.
“Weet je wat mijn taak in Frankrijk is?”
Met tegenzin antwoordt LaPadite: “Uw opdracht is: pak de Franse Joden op, die ondergedoken zijn of als niet-Jood leven”.
Kolonel Landa lacht: “De Führer had het niet beter kunnen zeggen”. 
De boer vraagt wat zijn doel is: de Duitsers hebben hier eerder al gezocht naar Joden en niets gevonden. 
De kolonel haalt zijn dossier tevoorschijn en legt uit: “Ik heb een paar vragen. Als u me aan de antwoorden kunt helpen, kunnen we uw dossier sluiten”.
Voor de bezetting leefden er vier Joodse families in dit gebied. Een daarvan is verdwenen, de familie Dreyfus. Of ontsnapt of iemand verbergt ze met succes.  
Hij is op zoek naar de familie en vraagt LaPadite wat hij over ze weet. Dit terwijl de familie Dreyfus meeluistert, onder de vloer en met opengesperde ogen van angst.  
Kolonel Landa neemt er echt de tijd voor, hij geniet van deze momenten. Het plezier glibbert van zijn gezicht.
Hij vraagt nogmaals om een héérlijk glas melk. Als het glas op tafel staat, zegt hij suggestief: “Weet je hoe de Fransen me ook wel noemen?”
“Dat soort dingen interesseren me niet”, antwoordt de heer des huizes.
“Maar je weet het dus wel?” roept Kolonel Landa verrukt.
“Ze noemen u de Jodenjager”, zegt  LaPadite met tegenzin.
“Precies!” De kolonel kent iemand met de bijnaam ‘De Beul’. Iemand die een hekel heeft aan die titel, ze mogen hem niet zo noemen. Dat is gek: hij heeft alles gedaan om ‘m te verdienen.
Kolonel Landa houdt van zijn eigen titel, juist ‘omdat hij het verdient’.
Hij komt met een psychologische verhandeling. Hij vergelijkt joden met ratten: je mag ze niet, maar je weet niet waarom. Je weet alleen dat je ze akelig vindt. 
In tegenstelling tot zijn collega’s kan hij denken als een Jood en zij alleen als een Duitser. Als een Duitser een huis doorzoekt, kijkt hij alleen waar hij zich zelf zou verschuilen.
Maar hij (Landa) weet waar mensen toe in staat zijn als ze hun waardigheid verliezen.
Hij gaat in de aanval. “Mijn taak schrijft me voor om mijn mannen binnen te laten, die dit huis aan een grondig onderzoek onderwerpen, tenzij je me iets vertelt wat zo’n onderzoek onnodig maakt”.
De boer valt stil.
De blik van Kolonel Landa wordt hard. “Je verbergt Staatsvijanden, hè?” 
LaPadite weet dat hij klem zit. Hij zwijgt seconden en zegt dan “Ja”. Heel zacht.
“U verbergt ze onder de vloer”, is de conclusie.
“Ja”.
Kolonel Landa laat zijn militairen binnenkomen, die de familie executeren door de vloer aan flarden te schieten. 
Een van de onderduikers, Shosanna, weet ternauwernood onder de vloer vandaan te kruipen, het huis uit. Ze bereikt de openlucht. Ze rent weg, waanzinnig van angst en verdriet.
Kolonel Landa merkt het te laat. Hij kijkt haar na met zijn harde blik en lacht dan. En wuift naar haar. ‘Tot ziens. Shosanna!’
Zij is dan negentien jaar.
 
Ondertussen en ergens anders in Europa, leidt luitenant Aldo Raine een groepje Joods-Amerikaanse soldaten op, voor het plegen van wraakacties tegen de Duitse bezetters. Hun taak: Nazi’s ombrengen. Ze zullen wreed zijn tegen de Duitsers, want “Daardoor weten zij wie we zijn”.  
 
Vier jaar na de executie, woont Shosanna is Parijs onder een andere naam en runt haar eigen bioscoop.
Een Duitse soldaat (Fredrick Zoller) heeft een oogje op haar en is ook gecharmeerd van haar theater. Op een keer verschijnt er een auto. Twee Duitsers stappen uit, die haar verplichten in te stappen.
Ze moet met hoge officieren om de tafel zitten, waaronder Joseph Goebbels, tweede man van Adolf Hitler en leider van de Duitse filmindustrie. De soldaat, tevens acteur, is er ook bij.
De officieren bespreken of ze de première 'Trots van de natie' in haar bioscoop zullen laten draaien. Ze weten al een bioscoop met twee keer zoveel plaats, maar haar theater is exclusiever: dan moeten de bezoekers vechten om een plaats. Dan wordt het een Duitse avond.  
Zo komt Kolonel Landa weer in Shosanna’s leven, die ineens naast haar staat en belast is met de premièrebeveiliging.
Ze besterft het. 
Hij zegt: “Aangenaam juffrouw” en kust haar hand.
De anderen gaan weg en hij staat erop haar onder vier ogen te spreken.
Hij bestelt voor hen beiden appelstrudel, voor zichzelf een espresso en voor haar een glas melk..!
Ze moet uitleggen hoe ze soldaat Zoller heeft leren kennen en hoe zo’n jong mens al een bioscoop kan bezitten.
Bovendien, haar collega is zwart en het staat Kononel Landa tegen dat het succes of de mislukking van de avond afhangt van een neger.    
Na afloop barst ze van pure stress in tranen uit. En is kniftig.
In haar gedachten ontstaat een beeld. Ze voelt zich er toe gedwongen. Ze praat erover met haar collega Marcel, de enige mens ter wereld die zij vertrouwt. (Hij noemt haar ook bij haar echte naam) Ze maakt hem duidelijk: “Ik reken op je”.
(De nitraatfilm van toen, waar Shosanna een opslag van heeft, brandt drie keer sneller dan papier.)
 
De zaal stroomt vol met Nazi’s. Aan de muren hangen vlaggen met hakenkruizen.
Goebbels en zelfs de Führer in eigen persoon wonen de nazi-première bij. Ze verstrakken als de Duitsers in de pan gehakt lijken te worden en lachen verrukt als de Duitsers weer de leiding nemen en hun tegenstanders kapot schieten. 
Aan het eind van de première Trots van de natie, roept een overwinnende Duitser: “Wie heeft een boodschap voor Duitsland?!”
Plots verschijnt het gezicht van Shosanna op het doek.
“Ik heb een boodschap voor Duistland… Jullie gaan er allemaal aan”.
De bezoekers zijn verschrikt, roepen door elkaar.
“Kijk goed naar het gezicht van de Jood die dit gaat doen. De fik erin!”
Terwijl de vlammen het doek verslinden: “Mijn naam is Shosanna Dreyfus! Dit is het gezicht van de Joodse wraak”.
Alleen de mindcontrol-expert Kolonel Landa, ontspringt de dans, hij betrapte een paar spionnen (Aldo Raine en een paar trouwe collega’s) en liet ze wegvoeren voor verhoor.
 
Over mindcontrol gespreken.
In Alice in Trollenland heb ik verteld hoe Wolf was uitgeleverd aan stichting Mindcontrol. Zo heet die stichting niet officieel. Ik heb die titel gegeven, ‘omdat het die verdient’. 
In het observatiekliniek van stichting Mindcontrol, waren de patiënten de ratten. Laboratoriumratten om precies te zijn. De kinderen die aan het kliniek waren toevertrouwd, werden onderworpen aan proeven. Bloedprikken, in een emmertje plassen. Dat ging maar door. Wolf moest, net als de andere kinderen veel (overdag) op zijn kamer zitten.
“We komen je zo wel halen voor onderzoek”.   
Zij zaten onder de ‘medicatie’, waar hun lichaam van uitdijde.
Of dat kinderen zo gilden onder een dwangbehandeling. Ze werden vast gebonden als ze moesten stoppen met wat het personeel noemde “Doe niet zo moeilijk, klein misbaksel”
In de observatiekliniek overleden soms kinderen aan de giftige atmosfeer, in combinatie met de zwakke weerstand omdat hun lichaam de ‘medicijnen’ niet meer kon verwerken. 
De organisatie blijft Wolf achtervolgen. Hoe hij jaren later weer in de armen viel van stichting Mindcontrol, nu voor begeleid wonen, waarbij de begeleiding over de vloer komt, of hij wil of niet. En door indringend vragen alles over hem te weten komt wat ze willen.  

Ik mag het eigenlijk niet denken, maar dan zie ik voor me dat de machthebbers van Stichting mindcontrol een personeelsuitje hebben. Dat een exclusieve bioscoop volstroomt en er vlaggen hangen met het logo van stichting Mindcontrol.