Respect

 

Vandaag is het donderdag 30 december. Werken doe ik niet meer. Dit jaar! Als ik op mijn horloge kijk, zie ik dat het vijf voor zes is in de namiddag. Morgen is het alweer de laatste dag van het jaar en dan zit 2010 er ook weer op. Het is al donker buiten. Het dorpsplein ziet er mooi uit met al die kerstverlichting. In de verte hoor ik rotjes knallen en hier en daar gaat er nu al een vuurpijl de lucht in. Ik trek de kraag van mijn jas wat omhoog. Brrrrrr, wat is het weer koud vandaag. Ondanks het gure weer, is het nog druk met winkelende mensen die allemaal hun boodschapjes op tijd voor het eindejaarsfeest binnen willen hebben.

Eigenlijk had ik me voorgenomen om vandaag eens niet naar mijn stamkroegje te gaan, maar ik besluit er toch maar even binnen te wippen voor een klein biertje. Tenslotte ben ik een watje en het is borreltijd. Tevens staat er van mij een rekeningetje open en ik wil het nieuwe jaar niet met een schuld beginnen. Gatver, wat haat ik die kou. Van mij mag het heet water gaan regenen. Ietwat geïrriteerd baan ik me een weg door de lange rij wachtende mensen bij de oliebollenkraam. Binnen in het café is het warm en gezellig. De ramen zijn beslagen. De bar zit aardig vol en praktisch alle tafeltjes zijn bezet met druk pratende mensen. De kroeg is uitbundig versierd en op ieder tafeltje brandt een rode kaars. Het valt me op dat kerstboom er mooier bij staat dan vorig jaar. “We krijgen weer sneeuw.” hoor ik ome Henk zeggen, als ik plaats neem op de laatste vrije barkruk. Ik hoef niets te zeggen, want de barkeeper weet waar ik voor kom en zet een mooi getapt biertje voor me neer. “Proost Hagenees!” zegt ‘ie met een knipoog. De radio staat harder dan anders en de radioman zegt dat de top 2000 is aanbeland bij nummer 342 uit de lijst der lijsten. Door de luidsprekerboxen klinkt de warme stem van Aretha Franklin met het nummer ‘Respect.’ uit 1967. “Wat zei je, ome Henk?” vraagt Kees, terwijl hij aan z’n oorapparaatje rommelt. “We krijgen weer sneeuw.” zegt ome Henk nu wat harder om boven de muziek uit te komen. “We zijn nog niet van die rottigheid af. Let maar op mijn woorden.” Eigenlijk nam niemand ome Henk serieus, maar als hij iets over het weer zei, dan had ‘ie meestal gelijk. Bij ome Henk vergeleken, is Pietje Paulusma maar een beginneling. Op de hoek van de bar zingen Annie en Sjaan uitbundig mee met ‘Queen.’ Jezus, wat zingen die twee ouwe taarten vals. “Kunnen ze hun scheve koppen niet houden!” roep ik hard, maar de twee gaan gewoon door met hun irritante gejank. Zonde voor dat mooie nummer van mijn lievelingsband. Mijn stemming wordt er zichtbaar niet beter op.

“Wat heb jij in vredesnaam?” vraagt Kees, terwijl hij z’n oorapparaat volgens mij weer zachter zet. “Ach, Cisco heeft weer last van z’n jaarlijkse winterdip. Het is ieder jaar hetzelfde liedje met die Hagenees.” hoor ik Joop zeggen die achter ons aan de stamtafel zit te pokeren. De barkeper kijkt me doordringend aan en zegt: “ Ja, je bent een beetje stilletjes Cisco. Het gaat toch wel goed thuis? Hier neem een bitterbal, daar word je misschien wat vrolijker van.” Ik besluit in de verdediging te gaan. “Ik haat winter. Ik haat die kou. Ik heb niks met sneeuw, vorst, gladheid en donkere, korte dagen. Ik ben-een-mooi weer jongen! Ik heb een bloedhekel aan Elfstedentochten, koek, zopie en warme mutsen. Die dingen die je op je knar moet zetten, bedoel ik even voor de duidelijkheid.” Ome Henk moet erom lachen. Ik ga verder: “Ik hou van zon, strand, lange zwoele zomeravonden met mijn lieve vrouwtje in de achtertuin, barbecueën, de geur van zonnebrandcrème en halfblote strakke meiden in superkleine bikini’s, palmbomen, witte zandstranden en kokosnoten." Zo, dat is eruit. Waarschijnlijk had ik ome Henk op een idee gebracht, want direct nadat ik dat had gezegd, bestelt hij een pina colada bij de barkeeper. “Eigenlijk zou jij rond deze tijd in een tropisch oord moeten zitten Cis.” zegt Joop gevat. Ik knik.

Dan gaat de deur van het café open en komt er een vreemd uitziend persoon binnen. In zijn rechthand houdt hij een gitaar vast. Nadat hij zijn versleten overjas aan de overvolle kapstok heeft gehangen, loopt hij ietwat onwennig richting de volle bar. Verder draagt de vreemdeling een versleten joggingpak, afgetrapte sportschoenen en op zijn donkerbruine, vierkante hoofd staat een te kleine bontmuts met oorwarmers. Aan z’n handen zitten handschoenen zonder vingers. “Daar zul je Carl Lewis hebben!” zegt de barkeper iets te luid, omdat ‘ie waarschijnlijk dacht dat de vreemdeling een buitenlander was. De man hoorde z’n opmerking gelukkig niet en neemt plaats op een barkruk welke zojuist was vrijgekomen. “Wat ziet die vent eruit zeg, niet normaal. Wat een sloeber.” fluistert ome Henk in mijn oor. Zonder dat iemand er aanleiding toe had gegeven, zegt de vreemde man: “Ik ben muzikant.” “Gefeliciteerd.” reageert ome Henk, zonder dat ‘ie de man aankijkt. “Wat zal het zijn, meneertje de muzikant?” vraagt de barkeper een tikkeltje kleinerend. De vreemde man bestelt een ouwe borrel en kijkt, terwijl hij in zijn handen wrijft, de bar rond. “Dat zijn dan twee hele eurootjes.” zegt de barkeper als hij het kleine glaasje op de bar zet. Waarschijnlijk was hij bang dat de vreemdeling zonder te betalen de bar weer uit zou wandelen, want normaal schrijft die bolle altijd alles op een bierviltje. De muzikant gooit de inhoud in één keer achterover en besteld een nieuwe ouwe borrel. Iedereen, behalve ome Henk, staart de man raar aan. Niemand zegt iets. Ze kijken alleen maar met een medelijdende blik naar de arme sloeber. Het was de barkeeper die het zwijgen doorbrak. “ Wat doet u precies met uw gitaar?” “Spelen natuurlijk” zegt de man. “Muziek maken, wat dacht u dan? Ieder jaar in december, logeer ik bij mijn oudere broer hier in Zeeland. En een paar dagen in de week probeer ik als straatmuzikant wat geld bij elkaar te sprokkelen voor een goed doel.” “Je eigen goede doel, zul je bedoelen.” hoor ik Kees op schampere toon zeggen. “Wat voor liedjes speelt u dan?” vraagt ome Henk, nu toch wel wat nieuwsgierig geworden. “Alles mijnheer, alles. U noemt een liedje en ik speel het.” antwoordt de muzikant met een triomfantelijke blik. Het valt me op dat de sjofele man bijzonder netjes spreekt, al is het met een accentje. Zoiets zou je van zo’n zwerverstype niet verwachten. Waarom precies weet ik ook niet. Wel zag ik dat de arme man, blij in het leven stond. Zoiets heb ik gauw in de gaten. Oók had hij een vriendelijk bruin gezicht. “Muziek is mijn leven.” zegt de man. “Neem dit nummer bijvoorbeeld: ‘Papa was a Rolling Stone’ van The Temptations? Is het geen juweeltje?” Iedereen aan de bar knikt bevestigend, behalve de twee dames op de hoek van de bar. Zij zingen nog steeds uit volle borst mee, alsof ze in de finale staan van ‘The voice of Holland.’ “Lekker hè, die Motown sound van vroeger?” zegt ome Henk, terwijl hij dansend naar de plee schuifelt om eindelijk eens naar z’n eigen gezeik te luisteren. De muzikant drinkt z’n derde borrel leeg en vraagt de barkeper of hij die laatste borrels af mag rekenen. “Die laatste twee waren van het huis.” zegt de barkeper met een meelijkwekkende ondertoon.

Op het moment dat de muzikant het café wil verlaten, komt Jan-Willem het café binnen. Zoals altijd ziet hij er weer tiptop gekleed uit. Bij de deur botst hij tegen de muzikant op. “Hé Perry, wat leuk je weer te zien.” horen we Jan-Willem opgetogen zeggen. De twee mannen omhelzen elkaar en bij de deur staan ze nog een tijdje te praten. Na wat handen schudden, verlaat de muzikant de kroeg. Door het café klinkt het nummer: ‘Sailing’ van Rod Stewart. “Ken jij die zwerver?” vraagt de barkeeper even later aan Jan-Willem. “Zwerver?” zegt Jan-Willem een tikkeltje verbaasd. “Bedoel je Perry? Die man waar ik net mee stond te praten? De barkepeer knikt bevestigend. Jan-Willem begint hard te lachen, bestelt een cola vieux en zegt: “ Nou, maak je over Perry maar geen zorgen. Die heeft z’n schaapjes op het droge. Die gozer is helemaal gevuld. Die Perry weet van gekkigheid niet wat ‘ie met z’n poen moet doen.” De aanwezigen aan de tap stoppen met drinken en luisteren met open mond naar het relaas van Jan-Willem. “Perry komt haast ieder jaar naar Zeeland en dan verblijft hij zo’n week of drie bij zijn oudere broer. In die tijd bezoekt ‘ie al z’n familieleden en voor de lol speelt ‘ie tussendoor voor straatmuzikant om wat geld in te zamelen voor goede doelen. Hij vertelde me zojuist, dat ‘ie op nieuwjaarsdag weer terugvliegt naar huis.” “Waar woont die zwerver dan?” vraagt Kees, die er ook bij was komen staan. “Perry is geen zwerver. Hij woont al zo’n tien jaar in Saint Vincent op de Caribbean. Op dat eiland, waar de eerste film van ‘The pirates of the Caribbean.’is opgenomen. Hij runt daar samen met z’n prachtige, jonge vrouw een extreem luxe hotel aan een wit zandstrand met enorme palmbomen. Zijn klanten zijn de rijksten der aarde. Bij hem logeren praktisch uitsluitend de jetset, zoals Phil Collins, Lady Gaga, George Clooney, Barack Obama en ga zo maar door. Nee heren, met deze ‘zwerver’ hoeven jullie geen medelijden te hebben. Jan-Willem kijkt ons aan en zegt: “Dat hebben jullie toch niet, hoop ik?” Iedereen is sprakeloos en schudt z’n hoofd uit ongeloof. “Ik vertrouwde die gozer al niet.” mompelt ome Henk. Op de muziek van Queen reken ik af en denk, wat kan een mens zich toch vergissen. Het is net iets voor zeven uur, als ik de deur van het café achter me dichttrek. Ik heb er nog steeds een beetje de smoor in. Waarom woon ik niet op zo’n tropisch eiland? En gitaar spelen kan ik ook al niet. Ik zucht. In de verte hoor ik iemand een prachtig lied zingen. Dit nummer had ik daarnet toch nog in de kroeg gehoord? Wát een fantastisch gitaarspel en wát een stem. Ik loop ernaar toe en als ik dichterbij kom, zie ik dat hij het is.‘De zwerver’ Plotseling herken ik ineens ook het liedje. Hij zingt het anders, maar net zo mooi als Aretha Franklin een uurtje geleden. Om hem heen staan ondanks het gure weer, drommen mensen. Ze gooien massaal geld in z’n mandje. Als hij me ziet, glimlacht hij en geeft hij me een knipoog. Even stopt hij met zingen en zegt: “Gelukkig nieuwjaar Cisco!” Ik blijf stil staan en glimlach terug. Met mijn rechtervuist tik ik tegen de linkerkant van mijn borst en zeg zachtjes: “Respect man, respect!”